of Bossemius, word, in het jaar 1527, te Amsteldam geboren. Hij leerde de Latijnsche taal onder den vermaarden CORNELIS CROCUS; genoot het onderwijs, in de Wijsbegeerte en Godgeleerdheid, te Leuven, en onderwees daarna, eenigen tijd, de jeugd in de laatstgemelde wetenschap, in een Klooster.
Zijne bekwaamheid was oorzaak, dat hij te Douai tot Hoogleeraar beroepen werd; welk ampt hij, den tijd van drie-en-dertig jaaren, waarnam; wordende intusschen tot Cancelier van de Hooge Schoole, en tot Proost van St. Amatus Kerk, verheeven. Hij stelde zijn grootsten roem in kuisch en nedrig te zijn. ’Er word van hem verhaald, dat hij, om alle verzoekingen te mijden, nooit een vreemde vrouw in zijn huis duldde, en ’er nooit alleen mede in gesprek trad; getroostende zig om zelf, tot op het einde van zijn leven, zijn huiswerk te doen. Ook heeft hij een boek geschreeven, waarin hij de vraag: Of een geestlijk persoon vrouwspersoonen in zijn huis houden mag? beantwoord. Op welke wijze hij, die een zeer gestreng man was, zig tegen zijne onderhoorige Geestelijken gedroeg, is ligtlijk optemaaken. Bij zijn overlijden, dat voorviel op den 31sten Januarij 1599, schikte hij zijne goederen tot het stichten van een school, onder de bescherming van de Maagd Maria. Bij VALERIUS en anderen vindt men zijne schriften vermeld.
Zie GOUDHOEVEN, Holl. Chronijk.