Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

BENNINK, Hillebrand

betekenis & definitie

komt ons voor op het Jaar 1577, en wel op dien tijd, toen Amsteldam door SONOIJ bezet was; op welken tijd hij, aan gemelden SONOIJ, door eenen Brief te verstaan gaf, dat hij diende te zorgen dat zijne Knechten zig van alle geweld onthielden, alzo de onderhandeling, wegens de Satisfactie met den Prins, op een goeden voet stond. De Overste SONOIJ deed desaangaande goede belofte met den volgenden Brief, van Jonkheer DIDERICH SONOIJ aan HILLEBRAND BENNINK te[i] Amsteldam,

[/i]

INSONDERS GOUDE FRUNDT.

V. L. Brief heb ych met blytschap ferstan dat dy saeken, op syn gouden hop stan, dar ych byd got synnen segen fordts t’of te willen geffen, fan dat ych myn follich sal wyllen holden van ymans te beschadige kon V. L. sych nyt allen fersekeren van ewen husman dan fan alle dy onderstat wonen off dy wter stat sollen wyllen komen, al wollenze gelt op keur hofe dragen, ende des ock eyn orsaek dar van dat ych sellfs met dy knechten bin gekomen vom solks ende dergelicke vor te komen, hyr met wyl ych V. L. den heer befellen, ferwachtende hyer ewe kompste bynue het Katuser Kloster.

Den lesten December
1577.

(het onderschrift was)

V. L. goude frunt,

DIDERICH SONOIJ.

(en het opschrift).

An HILLEBRANT BENNINK, myn goude frunt, bynnen, AMSTERDAM.

< >