was een der zes-en-dertig Raaden der Stad Amsteldam, waar toe hij in ‘t Jaar 1595 verkoozen was; zijnde hij, in het voorgaande Jaar, tot Schepen der Stad aangesteld. Het achtbaar Ampt van Raad bekleedde hij tot in het beruchte Jaar van 1618; wordende toen, met meer andere, op den 3den November, door Prins MAURITS, van eed en dienst ontslagen.
Zie WAGENAAR’S Amsterdam, IV. Stuk, in 8vo. pag. 304. Vaderl. Hist. X. Deel, bl. 280.