Keizer OTTO DE II maakt, in zijnen Giftbrief (volgens ALTING) gewag van eene Landstreek (Territoir), dat, mogelijk door verzinning van den Schrijver, deezen naam voert. In een anderen Giftbrief van Keizer LOTHARIUS DEN II, van 1134, waar in de inhoud van den eerstgemelden herhaald wordt, staat (zegt zijn Ed), nog slordiger BERNEGET.
Doch OTTO DE GROOTE verklaart, in zijne brieven van 968, waar van mij een afschrift gegeeven is, dat Graaf WICHMAN, aan het Klooster te Elten (Allinerse), door hem gesticht, zeer veele rijksgiften had overgedragen, daar de Keizer zelf den eigendom bijgedaan heeft, en dat wel in elf verscheidene gemeenschappen: als het Graafschap, op den oever van den Rhijn, het hedendaagsch Zutphen; het land van Urch, het vlek Salo; het Graafschap Nardimland en Hameland. OTTO DE DERDE en LOTHARIUS DE TWEEDE doen ’er boven dien nog bij, de Landstreek Bargenos en Otmes, als mede de vier Graafschappen, Husnego, Fualgo, Merma en Micheta. Waar uit blijkt, dat door Barbnegos en Otmes verstaan moeten worden landen of landhoeven, die buiten de grenzen der opgenoemde gelegen zijn. Doch dewijl men vindt, dat dezelven zo wel met ’er daad, als met woorden gevoegd worden aan den kant van het Vliemeer (Lacus Flevonis) en het Eiland, waarvan het ook bijna den Noordkant heeft uitgemaakt, zo is ’t waarschijnelijk, dat het eenige Eigendommen geweest zijn, liggende oostwaards aan, achter den binnensten inham van het Meir, en langs den Yssel, die geen gemeenschap met de Friezen hadden, gelijk de kaarten duidelijk aanwijzen. Doch den verbasterden naam BARBNEGOS te recht te willen brengen, komt mij voor te berusten op gissingen, die geene waarschijnlijkheid hebben; schoon op de benaaming Otmes wel eenige verbetering gemaakt kon worden.
Zie HALMA, uit ALTING, Not. Germ. Inf. P. II. p. 18.