CLUVERIUS in zijn [i]Germ. Ant.
Lib. III. cap, [/i]4. p. 515, zegt, dat zij in ’t eerst woonden tusschen den Rhijn en den Donauw, doch naderhand zich verder hebben uitgestrekt. Een ander oud Schrijver meldt, dat zij uit allerlei volkeren zijn zamengevloeid, het welk hunnen naam zou te kennen geeven. Omtrent het jaar 214, na de geboorte van CHRISTUS, vindt men gemeld, dat zij door ANTONINUS, den zoon van SEYERUS, aan 3 den den Mainstroom beoorloogd zijnde, hem dwongen, den vrede van hun voor geld te koopen. Dan, Ao. 337, werden zij door JULIAAN geslagen, als zij bij Argentoreatum gelegerd waren; echter niet zonder groote slachting onder de Romeinen te hebben aangericht, die hun ook geen meester zouden geworden zijn, zo niet de Batavieren hen kragtdadig ondersteund hadden. Zij en andere Germanische Volkeren vereenigden zig met de Friezen en Saxen, tot het doen van een inval in ’t Rijk van KLOVIS, welke verbintenis bevestigd werd, in ’t jaar 466. De inval geschiedde met ’er daad; doch zij werden, volgens de aantekening van Schrijvers van dien tijd. zo wel ontvangen en verslaagen, dat dit moedig volk zig aan hem moest onderwerpen , zonder dat daar bij gemeld word, hoe het met de Friezen en Saxers afliep.WAGEN. Vad. Hist. I Deel, bl. 197, 757, en 307.