was een soort van Sclaven, door Karel den Grooten, in de Landen der t’ondergebrachte Saxers geplaatst. Doch in dit bezit, werden zij, door de woedende Deenen, gestadig ontrust, en, reeds in ’t jaar 808, door hen, met behulp van de Saxen en Franken, cijnsbaar gemaakt.
Hoe veele moeite zij, in ‘t jaar 815, ook aanwendden, om den Deenen slag te leeveren, zij moesten onverrichter zaake te rug trekken, en zig met de gepleegde verwoestingen vergenoegen.GOUDHOEVE, Chronijk, bl. 54. Vaderl. Historie, I Deel, bl. 449. D. II. bl. 36-44. VAN LOON, Aloude Hist. bl. 23. J.
KOK, Amsterd. Eer en Opkomst, I Boek, bl. 72.
