Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

ABBEMA

betekenis & definitie

voorheen eene Donatie of Stins in Friesland, te Irnsum, behoorende, als eene der zes Parochiën, onder Rauwerderhem, een der Grietenijen in Oostergo. In den vernielenden tweespalt, tusschen de Schieringers en Vetkopers, werd dezelve, in ‘t Jaar 1462, door Jancke Douwema, als de laatsten toegedaan, na het winnen van een bloedigen Veldslag, geheel uitgeroeid. ‘t Edel geslacht van deezen naam heeft zig, zo door huwelijken als anderzins, vereenigd met die van Oud Harinxma, Harinxma tot Ylst en [i]Kinschot.

[/i]

WINSEMIUS, Chronijk van Friesland, IX. Boek, bl. 271.

< >