Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

AARTSBERGEN, Willem van Nijveld

betekenis & definitie

Heer van, heeft zig, in ‘t Jaar 1566, ten tijde van den algemeenen Beeldenstorm, zeer berucht gemaakt. Daar word verhaald, dat Wessel van Boetselaar, Heer van Asperen, welke, reeds eenigen tijd te vooren, in zijne steden had laaten prediken, de Beeldstormers, door de Waterpoort, achter zijn slot, in de stad Asperen zou hebben binnen gelaaten; waarna zij alle de Kerken en Kloosters aldaar zouden geplonderd hebben; en verder, dat zij, die deezen moedwil pleegden, deezen Heer van Aartsbergen, die toen Drossaard van Kuilenburg was, aan hun hoofd hadden; welke, ten dien einde, door eenen Wessel, natuurlijken Zoon des Heeren van Asperen, derwaarts zoude ontboden zijn.

Wat hier van zij, en hoe hij mogelijk zig hier in, door een verkeerde drift, moge misgrepen hebben, of niet; dit is ten minste zeeker, dat hij in de Sententiën van Alba beschuldigt werd; „dat hij zig nevens andere sectarissen bevonden heeft, in den Thuijn van eenen Fransch van Nesch, buiten de Had Schoonhoven, en daar zijn Kind heeft doen doopen, Psalmen in de Kerk gezongen, en Aalmoesen, vergaderd:” alle zaaken, bij dien Tijran ten hoogsten strafbaar. Verder word hij daarin genoemd, „een groot Sectaris van ‘t getal der Verbonden Edelen, die hun verderflijk en oproerig verbond getekend hebben, en ook oorzaak geweest zijn van ‘t breeken der Beelden, in de steden Utrecht, Culemborg, Vianen en Asperen voorgevallen, en zelfs de Breekers in de voorsz. lieden aangevoerd, en in ‘t Klooster der Predikheeren in Utrecht, geduurende het breeken, groote smaat aangedaan heeft, en zelfs de overste van ‘t Klooster gedreigt, indien hij zijn valsche leere, (zo hij zeide, niet wilde herroepen, dat men haar alle zoude dooden; dat hij van Delft, op zijnen wagen, een Predikant tot Schoonhoven gebracht heeft; de Kapel, bij zijne Voorvaderen te Aartsbergen gedicht, heeft doen afbreeken, en dat hij berugt is geweest, van dubbele soldij, onder de Soldaaten van Brederode, te Vianen gehad te hebben.”

De Indaaging, het Bannissement en de Confiscatie zijner goederen waren geteekend, den 8 Januarij 1568. Dat Aartsbergen, echter, de handen van deezen wreeden vervolger heeft weeten te ontkomen, blijkt, om dat hij gevonden word onder die geenen, welke, in ‘t Jaar 1572, door Willem den Eersten, naar Engeland gezonden waren, om te beproeven, of ’er mogelijkheid ware, de Koninginne de belangen van den Prinse en de Staaten te doen omhelzen; waarin echter de afgevaardigden niet naar wensch slaagden.

NB. Deeze Willem van Nijveld, Heer van Aartsbergen, moet niet vermengd, of voor den zelfden Persoon gehouden worden met een anderen, van welken wij nader melding zullen maken, onder ‘t Art. van Nijveld (Jonkheer Willem van Zuilen van).

Zie Vader. Hist. VI Deel, bl. 187 en 466. Sententiën van Alba, bl. 151. 153 en 154.

< >