Gepubliceerd op 28-04-2019

Aflaten — nalaten — ophouden — uitschelden

betekenis & definitie

Iets niet doen, eene handeling, waaraan men bezig is, niet voortzetten. Het eerste in de beteekenis van nalaten.

Nalaten is in ’t algemeen iets niet doen, waarvan kan verondersteld worden, dat wij het doen zouden. Men laat zoowel iets goeds als iets kwaads na, ofschoon het afgeleide nalatig alleen in een kwaden zin gebezigd wordt. Aflaten, ophouden en uitscheiden geven te kennen, dat de handeling, die men staakt, reeds begonnen was. Bij uitscheiden, dat minder in de schrijftaal gebezigd wordt, wordt meer opzettelijk dan bij ophouden te kennen gegeven, dat de afgebroken handeling niet hervat wordt. Aflaten, haast uitsluitend in dichterlijke taal in gebruik, wordt meest gezegd van zulke handelingen, die als kwaad of althans als onaangenaam voor een ander worden voorgesteld. Vandaar dat het veelal gebezigd wordt in de gebiedende wijs of met de ontkenning. ,,Laat af van dit onnoozel schreien.” Scheid uit mei plagen. Houd op met werken. Hij heeft het wijndrinken verder nagelaten.

,, Groothartige Egmond laat niet af, Zijn wakk're volgers aan te vuren.”