1 2 3 ... 46 47 48 49 50 ... 632 633 634

• BVerwG (afkorting)
• BW (afkorting)
• BW Int. reg (afkorting)
• BW Int. reg. (afkorting)
• BW-oud (afkorting)
• BW1A (afkorting)
• BWA (afkorting)
• BWB (afkorting)
• BWD (afkorting)
• BWG (afkorting)
• BWHI (afkorting)
• BWIA (afkorting)
• BWK (afkorting)
• BWM (afkorting)
• BWO (afkorting)
• BWOO (afkorting)
• BWP (afkorting)
• BWPA (afkorting)
• BWR (afkorting)
• BWS (afkorting)
• BWSP (afkorting)
• BWT (afkorting)
• BWTZ (afkorting)
• BWV (afkorting)
• BWW (afkorting)
• BWm (afkorting)
• BX (afkorting)
• BXH (afkorting)
• BXLE (afkorting)
• BYIL (afkorting)
• BYP (afkorting)
• BZ (afkorting)
• BZA'er (afkorting)
• BZB (afkorting)
• BZK (afkorting)
• BZL (afkorting)
• BZN (afkorting)
• BZV (afkorting)
• BZW (afkorting)
• Ba (afkorting)
• Ba. (afkorting)
• BaGd BAS-vereniging (afkorting)
• BaHF (afkorting)
• BaaH (afkorting)
• BaaS (afkorting)
• Baanbrekend werk verrichten (spreekwoord)
• Baar geld (spreekwoord)
• Baas in eigen buik zijn (spreekwoord)
• Baas zijn in het kippenhok als de haan er niet is (spreekwoord)
• Baat het niet, dan schaadt het niet (spreekwoord)
• Baat het niet, het schaadt ook niet (spreekwoord)
• Baat het niet, schaden doet het ook niet (spreekwoord)
• Bab. (afkorting)
• Babr. (afkorting)
• Bacch. (afkorting)
• Bacoba. (afkorting)
• Bagger, bagger, kluit bij kluit! (spreekwoord)
• Baill. (afkorting)
• Bak-intijds ontleent geen brood (spreekwoord)
• Bak.et Salm. (afkorting)
• Bakerpraatjes houden (spreekwoord)
• Bakersprookjes vertellen (spreekwoord)
• Bakstenen regenen (spreekwoord)
• Bakzeil halen (spreekwoord)
• Balb. (afkorting)
• Baldadig zijn (spreekwoord)
• Balken naar Noorwegen brengen (spreekwoord)
• Balken naar Noorwegen dragen (spreekwoord)
• Balken naar Noorwegen zenden (spreekwoord)
• Balken onder de ogen hebben (spreekwoord)
• Balorig zijn (spreekwoord)
• Balsem in de wonde gieten (spreekwoord)
• Balsem op de wonde gieten (spreekwoord)
• Balsturig zijn (spreekwoord)
• Balthan. (afkorting)
• Bam. (afkorting)
• Banden des bloeds (spreekwoord)
• Bang voor zijn huid zijn (spreekwoord)
• Bang zijn dat de tong slijt (spreekwoord)
• Bang zijn voor zijn aalkorf, eierkorf, hachje, huid (spreekwoord)
• Bang zijn voor zijn eigen schaduw (spreekwoord)
• Bang zijn zich aan koud water te branden (spreekwoord)
• Bang zijn zich aan koud water te zullen branden (spreekwoord)
• Bang. (afkorting)
• Bankroet gaan (spreekwoord)
• Bapt (afkorting)
• Bapt. (afkorting)
• Bapt. Gem. (afkorting)
• Bapt.Gem. (afkorting)
• Bar. (afkorting)
• Barba maiorum dignus est (spreekwoord)
• Barba non facit philosophum (spreekwoord)
• Barbaars optreden (spreekwoord)
• Barbarus hic ego sum, quia non intelligor ulli (spreekwoord)
• Barbertje moet hangen (spreekwoord)
• Barmhartigheid begint bij zich zelf (spreekwoord)
• Barn. (afkorting)
• Barrevoets gaan (spreekwoord)
• Barrevoets te bed moeten (spreekwoord)
• Barsten (spreekwoord)