Ensie

Krachten verzamelen (spreekwoord)
Krakende wagens lopen het langst (spreekwoord)
Kranke beurzen, kranke zinnen (spreekwoord)
Kranke palen staan het langst (spreekwoord)
Krankz.w (afkorting)
Krankz.w. (afkorting)
Kras. (afkorting)
Krenterig zijn (spreekwoord)
Krepel wil vóór dansen (spreekwoord)
Kreupel of koning (spreekwoord)
Kreupel wil altijd voordansen (spreekwoord)
Kri (afkorting)
Krielt het van vryers niet voor Uw deur? (spreekwoord)
Krijg de bibberkoorts in je onderbroek (spreekwoord)
Krijg het (spreekwoord)
Krijg het heen en weer (spreekwoord)
Krijgsraad beleggen (houden) (spreekwoord)
Krijgsw. (afkorting)
Krimi (afkorting)
Krimpen als een aal (spreekwoord)
Krimpende winden en uitgaande vrouwen zijn niet te vertrouwen (spreekwoord)
Krimpende winden en uitlopende vrouwen, daar is geen huis mee te bouwen (spreekwoord)
Kripo (afkorting)
Kriskras door elkaar (spreekwoord)
Krkh. (afkorting)
Krock. (afkorting)
Kroes haar, kroeze zinnen (spreekwoord)
Krokodilletranen schreien (huilen) (spreekwoord)
Krom liggen (spreekwoord)
Krom zijn gelijk ene zichel (spreekwoord)
Kromme (of: lange) vingers hebben (spreekwoord)
Kromme sprongen maken (spreekwoord)
Kromme vingers hebben (spreekwoord)
Kromme wegen inslaan (spreekwoord)
Kron. (afkorting)
Krot verkopen (spreekwoord)
Kru. (afkorting)
Kruim in het hoofd hebben (spreekwoord)
Kruimels is ook brood (spreekwoord)
Kruimeltjes is ook brood (spreekwoord)
Kruipen gelijk een slek naar huis (spreekwoord)
Kruis noch munt hebben (spreekwoord)
Kruis of munt (spreekwoord)
Krygh ick die maffe geck, ick sal hem soo plock-haren (spreekwoord)
Ksbel (afkorting)
Ksbel. (afkorting)
Kt (afkorting)
Kt. (afkorting)
Kt. P. (afkorting)
Ktg (afkorting)
Ktg. (afkorting)
Kth. (afkorting)
Ktr. (afkorting)
Ktr. KUB KUL KUN KVB (afkorting)
Kuag (afkorting)
Kub. (afkorting)
Kuilenberg is zijn voorland (spreekwoord)
Kuka. (afkorting)
Kulak (afkorting)
Kunnen is willen (spreekwoord)
Kunnen lezen en schrijven (spreekwoord)
Kunnen nokken noch geeuwen (spreekwoord)
Kunnen onthouden van twaalf uur tot de middag (spreekwoord)
Kunnen rijden en omzien (spreekwoord)
Kunst baart gunst (spreekwoord)
Kunst is geen regeringszaak (spreekwoord)
KvK (afkorting)
KvKenF (afkorting)
KvT (afkorting)
KvW (afkorting)
Kvk (afkorting)
Kw (afkorting)
Kw FV-Just (afkorting)
Kw. (afkorting)
Kw.r (afkorting)
Kw.r. (afkorting)
KwNBW (afkorting)
KwVE (afkorting)
Kwaad bloed zetten (spreekwoord)
Kwaad ei, kwaad kuiken (spreekwoord)
Kwaad garen spinnen (spreekwoord)
Kwaad geluk maakt kwaad geloof (spreekwoord)
Kwaad gezelschap doet dolen (spreekwoord)
Kwaad kruid en vergaat niet (spreekwoord)
Kwaad kruit vergaat niet (spreekwoord)
Kwaad met goed vergelden (spreekwoord)
Kwaad voedsel, kwaad broedsel (spreekwoord)
Kwaad vuur stoken (spreekwoord)
Kwaad worden is menselijk, kwaad blijven is duivels (spreekwoord)
Kwaad worden is menselijk, maar haten is duivels (spreekwoord)
Kwaad zijn (spreekwoord)
Kwaad zijn is menselijk, kwaad blijven duivels (spreekwoord)
Kwade geburen - moet men bezuren (spreekwoord)
Kwade geburen moet men bezuren (spreekwoord)
Kwade honden moet men niet tergen (spreekwoord)
Kwade katten, kwade ratten (spreekwoord)
Kwade klok, kwade klepel (spreekwoord)
Kwade namen moet men overslaan (spreekwoord)
Kwade noten kraken (spreekwoord)
Kwade noten over iemand kraken (spreekwoord)