Kroeg, café, inz. in toep. op een bruin café; op staminee gaan, zijn e.d., naar de kroeg gaan, gaan stappen.
Ravachol, een schooier, leunde bij het binnenkomen der stamenees op een stok, VAN LOOY 1945, 37.
Een rijke buitenheer hoorde deftig op stamenee te gaan en zijn vrienden te ontmoeten, en met de grootste belangstelling luisterde zij iedere middag en iedere avond naar de praatjes en nieuwtjes, die hij uit de herbergen meebracht, BUYSSE 1959, 149-150.
Ik ... ging naar huis met het vast gedacht... niet meer te gaan dansen in dat gemeen stamineke, CLAES 1960, 21.
De bazin van de staminee waar veel travómannen hun velo zetten, WALSCHAP 1976, 130.
Zij waren op een avond allen samen in die estaminet op de hoek. De Oude Turk, zo heette die estaminet, en Marie van Wellekes was er dan nog bazin, BOON 1977, 115.
Vijf halten voor de estaminets, en minstens tien volle pinten heb ik nodig eer ik enigszins haar stemgeluid kan appreciëren, Gazet v. Antw. 24/7/1977.
Ook O.a.: WACHTERS 1946, 10. LIA TIMMERMANS 1962, 55. TIMMERMANS 1966, 148. Knack 18/4/1973, p. 83.
Sam.: orgelstaminee (Particulier zoekt inboedel en orgelestaminet, Westkust 19/8/1976, p. 12);
- stamineebaas, kastelein, caféhouder, (gemeenz.) kroegbaas.