Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

schandig

betekenis & definitie

Schande veroorzakend, schandelijk; ergerlijk, zeer laakbaar, schandalig.

Hoewel, zelfs in de uiterste gevallen, de zogenaamd schandigste en misdadige, ik nog geloof aan een altijd aanwezige, onderbewuste bedoeling, aan een even algemene als ellendige verzuchting naar heiligheid, DAISNE 1948, 155.

Ik deed mijn eigen vrouw, die ik boven alles ter wereld liefhad, natuurlijk schandig onrecht aan, want ... had zij wel schuld aan de dorheid van haar schoot? TEIRLINCK 1952, 1, 222.

Het is allemaal gebeurd door die schandige bevlieging, die hem overkomen is, nadat hij gewaar werd dat Ida zo lang op zijn kamer toefde, TEIRLINCK 1952, 2, 53.

De uitdrijving van een schandige meid broeide in die tijd lang en groeide tot aller woede tegelijkertijd rijp was, WALSCHAP 1963, 318.

< >