Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

pandoering

betekenis & definitie

Pak slaag, afranseling; soms bep.: afstraffing; [i]een pandoering krijgen; iem. een pandoering draaien, geven.

- [/i]Zie ook de dialectwdb., o.a. BO, C. en S.

Mijn jongens besloten daaruit, dat ik het waarlijk niet met het hoedje in de hand aan hen zou komen vragen, om hun een pandoering uit te deelen, die niet van de poes zijn zou! PEETERS 1931, 21.

Toen ze het thuis vernamen had vader hem een ferme pandoering gegeven, CLAES 1955, 19.

Overal had het voor onmiddellijk gevolg dat die schoolkameraden een pandoering kregen van de vaders, CLAES 1955, 122.

Tineke heeft ... een hartgrondige hekel aan Jan de Lichte. Hij kan die niet horen of rieken omdat hij, overal waar hij komt of gaat of inbreekt, zijn sluwe streken voor Jan de Lichte niet kan verborgen houden. Omdat hij al meer dan één keer een pandoering van Jan heeft gekregen, BOON 1975, 30.

< >