Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

pandoer

betekenis & definitie

1. Scheldwoord voor: politieman, agent.

Het moet er in de kelder wel luidruchtig zijn aan toegegaan: wat deden anders om 3 u. die Leuvense pandoeren nog aan die Lindeboom? Standaard 8/4/1957.

Als een bom boorde ik door de tierende Waalse ruggen en kegelde de moedwilligen opzij en ijlde de stoet tegemoet. Daar kwamen ze. Eerst een cordon potsierlijke pandoers. Precies verklede herbergiers, die zich voor de gelegenheid in een martiale tenue hadden gestoken, LEBEAU 1962, 78.

Onder de gruwende tronies van de pandoers, gingen zij argeloos tegen het stadshuis wateren, alsof dat tot de geplogenheden des lands behoorde en susten de losbarstende agenten met een aardig bankje, LEBEAU 1962, 87.

Huur een Brusselse pandoer. Ja, het kan. De politie van de hoofdstad verhuurt agenten aan partikulieren of aan openbare en privé-instellingen die erom vragen, Knack 18/4/1973, p. 38.

2. Pak slaag, afranseling; vooral in de verb. pandoer geven, krijgen.

Afl.: pandoeren, (iem.) een pak slaag geven.

< >