Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

kween (kwene)

betekenis & definitie

1. Pejor. ben. voor een vrouw (met versch. connotaties); in ’t bijz.: oude vrouw; ook in toep. op een ongetrouwde vrouw: oude vrijster; soms bep.: snol, koppelaarster; - ook: lastige, morrende vrouw.

Hij moet ... in het vervolg zorgen dat hij de beruchte Achterlap niet meer bezoekt en vooral niet de herberg van madame Casimir, die ... een gewetenloze kween is, waartegen mijnheer pastoor met overschot van gelijk heeft gewaarschuwd, TEIRLINCK 1952, 2, 12.

Ik zie hem staan langs de waterkant, wachtend op Cecilia met bloemen in de hand; bewogener, als hij zich het koningskind waant, dat de andere oever niet bereiken kan en geobsedeerd wordt door een of andere oude kwene die zijn licht wil uitblazen, JONCKHEERE 1967, 125.

2. Schertsend of spottend in toep. op vrouwen of meisjes die een zeer vroom leven leiden of zeer preuts zijn: kwezel.

Eens lachen ja, zei ik, dat kan geen kwaad. Nette bekende dat zij eigenlijk ook geen kween geweest was in heure tijd en dat ze iedereen zijn eigen gang liet gaan, CLAES 1960, 57.

Opm.: In de standaardt. volledig veroud., behalve in de bet.: onvruchtbare koe.

< >