Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

krapuleus (crapuleus)

betekenis & definitie

Gemeen, liederlijk.

Ze antwoordde niks, maar heur vrijer vroeg met een krapuleuze stem: „Wat afféres hebt gij in ’t Wijwaterstraatje?” CLAES 1960, 47.

Afl.: krapuleuzig; hierbij: krapuleuzigheid, (w.g.) gemeenheid, scheldwoord (Als ik ... eens vloekte, dan begost ze kruiskens te maken en schietgebedekens te zeggen, en dan was er geen krapuleuzigheid die ik niet naar mijn kop kreeg en dan verweet ze me: „Hoe kunt ge toch zo beest zijn, lelijke loebas, en dat tegen ’n wees?” CLAES 1960, 11).

< >