Kookpan (in ’t alg.); braadpan, stoofpan.
Achter de glazen deur ... hoorde ik ineens een scheel van een kastrol over de vloer rammelen, CLAES 1960, 76.
Thuis liet hij ons de suiker afwegen met de blinkende koperen gewichtjes en in de grote kastrollen roeren, LIA TIMMERMANS 1962, 80.
Wat de winterse schotel betreft, spek in reepjes snijden en in de kastrol leggen, een fijngesneden uitje aan toevoegen, wat bloem en wat lauw water bij, BOON 1972, 72.
Laat vetstof bruinen in een kastrol en bruin er de tong in, Koken ± 1968, 94.
Ook o.a.: TEIRLINCK 1952, 2, 121. BUYSSE 1959, 133.