Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

kastanjelaar

betekenis & definitie

Kastanjeboom.

Drie weken later dragen de kastanjelaars van het kasteel hun hoge, fiere bloesems, WEYTS 1950, 23. Soms viel ons een buitengewone sensatie te beurt: de bestuurbare luchtballon ... die behoedzaam uit zijn zinken loods gleed. Het saffraangele gevaarte steeg boven de kruinen der kastanjelaren, dreef over onze tuin enz., BRULEZ 1950, 26.

In dat groene waterlicht speelde ’t gefluit van een merel. Hij zat in den bloeienden kastanjelaar, van binnen in de schaduw, TIMMERMANS 1966, 32.

< >