XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Kramer, Pieter Lodewijk

betekenis & definitie

Kramer, Pieter Lodewijk - Pieter Lodewijk Kramer (1881-1961), architect en bruggenbouwer. Sinds 1916 zorgde Kramer voor het uiterlijk van de bruggen* in A.; hij is ook de man geweest die een geheel nieuw element gebracht heeft in de moderne A'damse bruggen, namelijk het beeldhouwwerk. Kramer werd op 1 juli 1881 als zoon van een arts geboren. Ondanks het feit dat hij geen lager onderwijs had genoten en alleen een paar jaar onderwijs op een industrieschool kreeg, ontwikkelde hij zich als autodidact tot een bekwaam architect. Hij toonde een levendige belangstelling voor alles wat met bouwkunst en constructietekenen te maken had en op zijn 17de jaar kreeg hij een aanstelling bij het bureau van Eduard Cuypers* (1859-1927).

Hij ontmoette er Michel de Klerk* (1884- 1923) en Melchior van der Mey* (1878-1949). In de elf jaar dat hij bij Cuypers werkte, leerde hij, behalve bouwkunde, ook tuinarchitectuur en het vervaardigen van glas-in-lood, meubelen en kunstsmeedwerk. Door de kennis van dit laatste ambacht was hij in staat vele A'damse bruggen op zijn wijze te "versieren". Nadat hij nog een half jaar bij architect K.P.C. de Bazel* (1869-1923) in de leer was geweest, ontwierp hij in 1911 zijn eerste eigen werkstuk, het Marinegebouw in Den Helder, dat in de Tweede Wereldoorlog werd verwoest. Tijdens de Eerste Wereldoorlog ontstond onder het driemanschap J.M. van der Mey, M. de Klerk en Kramer, allen vertegenwoordigers van de Amsterdamse School*, het Scheepvaarthuis* aan de Prins Hendrikkade. Zij suggereerden in de puntige vorm van het gebouw de vooruitstekende steven van een schip. Na de bouw van het Scheepvaarthuis gingen de ontwerpers uit elkaar. Kramer bleef nog lang met De Klerk samenwerken, maar vond ten slotte zijn eigen stijl. Hij had een hekel aan rechte hoeken en trachtte overal soepele rondingen aan te brengen. Zijn Bijenkorf in Den Haag (1926) is daarvan een uitstekend bewijs.

Van Kramers werk in het park Meerwijk te Bergen, vijf landhuizen, is niets meer over; ze werden door brand verwoest. Zijn voornaamste werkterrein lag in A. Hier bouwde hij o.a. een blok winkels en woningen aan het Van der Helstplein (1916), huizen van de woningbouwvereniging De Dageraad* in de P.L. Takstraat, woningen in de Burgemeester Tellegenstraat, Talmastraat, Heinzestraat (nrs. 12-23) en het zogeheten Zwarte Huis, Okeghemstraat 25-27, alle tussen 1920 en 1922 opgeleverd. Tussen 1923 en 1925 ontwierp hij de bebouwing van de Hoofdweg tussen Postjesweg en Willem Schoutenstraat, terwijl in 1926 de zuidzijde van de Vrijheidslaan en de Kromme Mijdrechtstraat naar zijn ideeën werden gebouwd en in 1928 de villa Dijsselhofplantsoen 12. Al in 1917, Kramer was toen 36 jaar, werd hij voor het architectonisch-esthetische gedeelte toegevoegd aan Publieke Werken, afdeling bruggen, als assistent van adviseur Van der Mey. In 1925 ontwierp hij zelf zijn eerste grote brug: die tussen Leidseplein en Leidsebosje. Vanaf dat jaar werd er in A. geen brug geslagen, of Kramer was erin gekend.

Hij werd in die dagen de "edelsmid der bruggen" genoemd, omdat hij met ijzer "speelde" en er de meest sierlijke vormen aan gaf. Zijn brughekken muntten uit door fijnheid en rijke plastiek en hij was er niet te "voornaam" voor om zelf het ijzer te smeden. We noemen in dit verband de bruggen in de Leidse- en de Vijzelstraat en de Lyceumbrug bij het Amsterdams Lyceum*, die alle van een rijke fantasie getuigen. Belangrijk was zijn samenwerking met vooraanstaande kunstenaars, zoals Hildo Krop*, met wie hij de Muzen- of Kindertjes- brug* over de Boerenwetering* bouwde. Van de 220 bruggen die Kramer bouwde, zijn er ruim 80 in het Amsterdamse Bos* te vinden. Bekende "Kramerbruggen" zijn ook de Bantammerbrug* over de Waalseilandsgracht en de Kikkerbil- of Kalkmarktsluis over de Oude- schans. Er zijn prachtige bruggen bij, knap en geestig van vinding, overmoedig en briljant in de detaillering. Er zijn ook heel eenvoudige bruggen, zoals de brug Singelgracht-Boe- renwetering (1924) en de brug over de Keizersgracht in de Vijzelstraat (1919); er zijn bruggen voor voetgangers, maar ook pralerig-rijke bruggen, waaraan geen kosten werden

gespaard. Opmerkelijk zijn vooral de bruggen die met kleine winkeltjes zijn versierd, zoals die in A.-Zuid aan te treffen zijn. Piet Kramer overleed op 79-jarige leeftijd op 4 febr. 1961. Hij werd begraven op de begraafplaats Westerveld, vlak bij een van zijn scheppingen, het crematorium. In 1995 werd in het Stedelijk Museum een tentoonstelling aan zijn werk gewijd onder de titel "Bruggen van P.L. Kramer".

LIT. J.H. Kruizinga, Amsterdam, stad der duizend bruggen, 1973, 112; Adriaan Venema e.a., Amsterdamse School: 1910-1930, Catalogus Stedelijk Museum, 1975; W. de Boer, P. Evers, Amsterdamse bruggen 1910-1950, 1983; Bernhard Kohlenbach, Herwaardering voor Piet Kramer, 1881-1961, O.A. 1994, 136; id., Pieter Lodewijk Kramer 1881-1961, 1994; Marina de Vries, Een echte bruggenbouwer, Het Parool 5 sept 1994; Paul Arnoldussen en Annemarie de Wildt (red.), Stadsgezichten; honderd grote Amsterdammers uit de twintigste eeuw, 1999.

< >