Romeins keizer van 8 juni 68 tot 15 januari 69.
Geboren in 3 vC te Terracina uit een voorname en vermogende familie volgde Servius Sulpicius Galba een schitterende loopbaan als stadhouder van Aquitanië (31-32), consul (33), legaat van Germania Superior (39-41) en proconsul van Africa (45). Vanaf 60 was hij gouverneur van Hispania Tarraconensis. Galba stond zeer in de gunst bij Augustus, Livia, Tiberius, Caligula, na wiens dood hij de troon weigerde, en Claudius, die hij naar Britannia vergezelde.In 68 in contact geraakt met de opstandige Iulius Vindex riepen zijn troepen hem in Carthago Nova uit tot legaat van de senaat en het romeinse volk. Na Nero’s dood werd Galba onder druk van de praefectus praetorio Nymphidius Sabinus door de senaat tot keizer uitgeroepen. Samen met Otho trok hij naar Rome, waar hij een opstand neersloeg. Ofschoon Galba een eerlijk man was, bemoeilijkten zijn achterdocht en gierigheid zijn regering. Het niet uitbetalen van het aan de soldaten beloofde → donativum kostte hem veel sympathie. Begin 69 keerden de Rijnlegers zich tegen hem en riepen → Vitellius tot keizer uit. De adoptie van Lucius Calpurnius Piso Frugi Licinianus, waarmee de periode van de adoptiefkeizers werd ingeluid, nam Otho tegen hem in. De door deze onder de praetorianen op touw gezette samenzwering kostte Galba het leven (15-1-69). Treffend is zijn karakteristiek bij Tacitus: omnium consensu capax imperii nisi imperasset (Historiae 1, 49). Zijn portret komt voor op de munten die tijdens zijn korte regering geslagen zijn.
Lit. Tacitus, Historiae 1, 1-49. Suetonius’ en Plutarchus’ biografieën van G. Cassius Dio, boeken 63 en 64. - Fluss (PRE 4A, 772-801). B. Felletti Maj (EAA 3, 757v). - P. Zancan, La crisi del principato nelPanno 69 d.C. (Padova 1939). C. M. Kraay, The Aes Coinage of Galba (Numlsmatic Notes and Monographs 133, New York 1956). E. Köstermann. Das Charakterbild Galbas bei Tacitus (Navicula Chiloniensis, Leiden 1956, 191-206). M. Raoss, La rivolta di Vindice ed il successo di Galba (Epigraphica 19, 1958, 46-120; 22, 1960, 37-151). P. Schunk, Studiën zur Darstellung des Endes von Galba, Otho und Vitellius in den Historiën des Tacitus (Symbolae Osloenses 39, 1964, 38-82). [A. J. Janssen]