Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

CASSIUS

betekenis & definitie

Naam van een romeinse plebejische gens, waarvan sinds het midden der 3e eeuw vC leden bekend zijn.

Vermelding verdienen:1. Lucius Cassius Hemina, geschiedschrijver uit het midden der 2e eeuw vC. Hij schreef Annales in minstens vier boeken, waarin de romeinse geschiedenis werd behandeld vanaf Aeneas tot aan of tot en met de derde punische oorlog. Het werk, waarvan een veertigtal fragmenten bewaard zijn, heeft geen noemenswaardige invloed gehad op latere historici.

Lit. Uitgave der fragmenten: H. Peter, Historicorum Romanorutn Reliquiae 12 (Leipzig 1914) 98-111. - C. Cichorius (PRE 3, 1723-1725).

2. Cassius Dionysius van Utica vertaalde en bewerkte ca. 90 vC het omvangrijke werk van de Carthager → Mago (3) over de landbouw in het grieks. Deze bewerking, waarvan slechts enkele fragmenten over zijn, stond in de oudheid in groot aanzien en werd benut door → Varro, Vergilius, Plinius maior en vele anderen. Cassius schreef ook een - verloren gegaan - werk over het snijden van wortels voor geneeskundige doeleinden (Πιζοτομικα), dat o.a. door Plinius maior als bron gebruikt is.

Lit. Fragmenten bij R. Reitzenstein, De scriptorum rei rusticae qui intercedunt inter Catonem et Columellam libris deperditis (Diss. Berlin 1884). - M. Wellmann (PRE 3, 1722). GRL 1, 241 v.

3. Gaius Cassius Longinus, een van de moordenaars van Julius → Caesar. In 53 vC nam hij als quaestor deel aan Crassus’ veldtocht tegen de Parthen, in de slag bij Carrhae commandeerde hij een van de vleugels en wist te ontkomen; daarna verdedigde hij met succes Syrië tegen de parthische aanvallen. In 49 en 48 voerde hij het commando over een deel van Pompeius’ vloot, na de slag bij Pharsalus (48) werd hij door Caesar begenadigd. Niettemin bleef Cassius Caesars tegenstander. In 44, in welk jaar hij praetor peregrinus was, speelde hij met zijn collega Marais Brutus de hoofdrol in de samenzwering tegen de dictator; in zijn huis kwamen op 15 maart de samenzweerders bijeen voordat ze zich naar de curia begaven. Niet lang na de moord verliet hij Rome en in de zomer van 44 begaf hij zich naar Syrië, waar hij bij Laodicea in opdracht van de senaat de consulDolabella versloeg. Na de totstandkoming van het driemanschap Octavianus, Antonius en Lepidus (november 43) echter werden Brutus en Cassius, aan wie de senaat volmachten had gegeven in de oostelijke provincies, tot staatsvijanden verklaard. In 42 staken beiden over naar Thracië en ontmoetten daar bij Philippi de legers van Antonius en Octavianus. Toen in de eerste slag bij Philippi Antonius het kamp van Cassius veroverd had, pleegde deze zelfmoord. Brutus zou Cassius de laatste Romein hebben genoemd en hem heimelijk op het eiland Thasus hebben laten begraven.

Cassius was gehuwd met Iunia Tertia, een zuster van Marcus Brutus. Hoewel hij intelligenter en praktischer was dan deze, schijnt hij minder invloed te hebben gehad. Hij was een uitstekend militair en bezat een heftig temperament en een scherpe tong. Vermoedelijk heeft zijn eerzucht hem tot moordenaar gemaakt.

Lit. Cicero’s brieven (daaronder ook een van de hand van Cassius) en Philippicae. Caesar, De bello civili. Appianus. Plutarchus’ biografieën van Crassus, Caesar en Brutus. Cassius Dio, boeken 40-47. - Fröhlich (PRE 3, 1727-1736). - W. Drumann/ P. Groebe, Geschichte Roms in seinem Übergange von der republikanischen zur monarchischen Verfassung 22 (Leipzig 1902) 98-128. J. Balsdon, The Ides of March (Historia 7, 1958, 80-94).

4. Gaius Cassius Longinus, romeins rechtsgeleerde, achterkleinzoon van de jurist Servius → Sulpicius

Rufus, kleinzoon van de jurist Quintus Aelius Tubero, leerling van → Sabinus. Cassius was consul suffectus in 30 nC, proconsul van Asia in 40-41 en legaat van Syria van 45 tot 49. Hij werd in 65 door Nero verbannen; door Vespasianus teruggeroepen, stierf hij kort daarna in 69. Cassius volgde zijn leermeester op als hoofd van de rechtsschool der z.g. Sabiniani, die naar hem ook Cassiani werden genoemd. Cassius schreef Libri iuris civilis, die door Javolenus Priscus bewerkt werden; origineel en bewerking hebben sporen nagelaten in juridische geschriften van later tijd.

5. Cassius Dio Cocceianus, griekse geschiedschrijver, geboren te Nicaea in Bithynië ca. 155 en aldaar gestorven in 235, verwant van de redenaar Dio Chrysostomus. Evenals zijn vader, de romeinse senator Cassius Apronianus, bekleedde Cassius verschillende hoge ambten; reeds onder Commodus (180-192) werd hij lid van de senaat, in 193 was hij praetor, later consul suffectus, gouverneur van Africa, Pannonia superior en Dalmatia. In 229 was hij als consul de collega van keizer Alexander Severus. Daarna trok hij zich uit het politieke leven terug.

Afgezien van twee verloren gegane werken, een biografie van zijn landgenoot → Arrianus en een geschrift over de dromen en voortekens betreffende de troonsbestijging van Septimius Severus, schreef Cassius in het grieks een geschiedenis van Rome in 80 boeken (Πωμαικη ιστορια) vanaf Aeneas tot het jaar 229 nC. Van de oorspronkelijke tekst zijn de boeken 36 tot en met 60 (gaande van 68 vC tot 37 nC) zo goed als volledig, 17, 79 en 80 gedeeltelijk bewaard gebleven. Van de boeken 36-80 bezitten we een epitome van de hand van Xiphilinus (11e eeuw), van de boeken 1-21 en 44-80 excerpten in de Επιτομη ιστοριων van Zonaras (12e eeuw).

Het werk van Cassius, dat met name voor onze kennis van de geschiedenis van de keizertijd een belangrijke bron vormt, is in hoofdzaak annalistisch opgezet; het is betrekkelijk kritisch in de selectie en de beoordeling van het materiaal, maar in de presentatie daarvan speelt de retorica een grote rol; deze is uiteraard ook bespeurbaar in de vele, soms lange redevoeringen (beroemd is Maecenas’ rede over de monarchie in boek 52). De vraag naar de bronnen van Cassius is moeilijk te beantwoorden: in elk geval heeft hij Polybius, Livius en Arrianus gebruikt; voor Tacitus, Suetonius en Caesar is dat veel minder duidelijk. Bij zijn streven om zuiver attisch te schrijven stelde Cassius zich Thucydides en Demosthenes ten voorbeeld. Voor de byzantijnse historici gold Cassius als de geschiedschrijver van Rome bij uitstek.

De belangrijkste handschriften, waarin resp. de boeken 36-54 en 44-60 zijn overgeleverd, zijn de codices Laurentianus plu. 70,8 en Marcianus graecus 395, beide uit de 11e eeuw.

Lit. Uitgaven: Editio princeps va« de boeken 36-58: R. Stephanus (Parijs 1548). Beste moderne edities: U. P. Boissevain/H. Smilda/W. Nawijn, Dionis Cassii Historiarum Romanamm quae supersunt 1-5 (Berlin 1895-1931; deel 4: index historicus, deel 5: index Graecitatis). J. Meiber, Dionis Cassii historia Romana 1-3 (Leipzig 1890-1928). Met engelse vertaling: E. W. Cary, Dio C., Roman History 1-9 (Loeb Class. Libr., London 1914-1926). - E. Schwartz (PRE 3, 1684-1722). GGL 2, 795-799. - F. Millar, A Study of C. Dio (Oxford 1964). E. Gabba, Sulla storia romana di Cassio Dione (Riv. Stor. It. 67, 1955, 289-333).

6. Cassius Iatrosophista, arts uit de 3e eeuw nC, auteur van een tractaat Ιατρικαι αποριαι και προβλεματα φυσικα, dat overgeleverd is in twee handschriften uit de 14e eeuw. Het bevat hoofdzakelijk excerpten uit werken van de z.g. pneumatische school der griekse geneeskunde.

Lit. Uitgave: J. Ideler, Physici et medici graeci minores 1 (1842) 144-167.

7. Gaius zie Avidius Cassius. [Nuchelmans]

< >