Romeins keizer van 211 tot 217.
Septimius Bassianus, oudste zoon van keizer Septimius Severus en diens Syrische gemalin Julia Domna, werd door zijn vader in 196 Marcus Aurelius Antoninus genoemd, bijgenaamd Caracalla of Caracallus, naar de gallische cape die hij bij voorkeur droeg. Te Lugdunum (Lyon) geboren op 4 april 188, werd hij → Caesar in 196 en in 198 Augustus. Met zijn broer Geta leefde hij in onmin en Caracalla doodde hem, toen zijn vader bij zijn overlijden in 211 te Eburacum (York) aan beiden gezamenlijk het rijk nagelaten had, reeds in 212. Ook vele aanhangers van Geta (20.000?) vonden de dood, onder wie de jurist → Papinianus. Van 202 tot 211 was Caracalla gehuwd met Fulvia Plautilla, een dochter van de praefectus praetorio Plautianus; deze liet hij in 205 vermoorden, Plautilla werd in dit jaar naar Lipara verbannen, waar ze in 211 omgebracht werd. Wreed en wantrouwend, steunde Caracalla vooral op het leger; hij verhoogde de soldij der legioensoldaten van 500 tot 750 denarii. Daardoor raakten de financiën in het ongerede, hetgeen hij trachtte te verhelpen door verdubbeling van de successierechten, van de rechten op vrijlating van slaven en door muntontwaarding: in 215 bracht hij een nieuwe zilveren munt in omloop, de → Antoninianus, die de waarde kreeg van twee denarii, ofschoon hij slechts drievijfde van een denarius woog.
In 212 gaf Caracalla door de Constitutio Antoniniana het romeinse burgerrecht aan alle vrije inwoners van het rijk (Cassius Dio 77, 9; Digesta 1, 5, 17; Papyrus Giessen 40). Hierdoor kwam praktisch een einde aan de bevoorrechte positie van Italië binnen het rijk. In Rome liet hij ten oosten van de Aventijn de reusachtige thermen van Caracalla bouwen, waarvan nog indrukwekkende resten overeind staan (het enorme complex mat ca. 330 X 330 m en had een tepidarium van 85 X 25 m).
In 213 streed Caracalla met succes tegen de Alamannen en voltooide de zuidduitse limes. Daarna trok hij door de Donau-landen naar het Oosten, bestrafte wreed een oproer in Alexandrië (215) en wilde in navolging van Alexander de Grote, die hij zeer bewonderde, het rijk der Parthen (zie Artabanus V) veroveren. Hij rukte in 216 Medië binnen, overwinterde in Edessa, maar werd op 8 april 217 op bevel van de praefectus praetorio Opilius Macrinus bij Carrhae vermoord.
Van Caracalla zijn, behalve afbeeldingen op munten, vele borstbeelden bewaard gebleven, die vrijwel alle teruggaan op een archetypus uit ca. 208; de bekendste en mooiste exemplaren bevinden zich in het Museo Nazionale in Napels en in de Ny Carlsberg Glyptotheek in Kopenhagen.
Lit. Cassius Dio 77-78. Historia Augusta, Vitae Caracallae, Septimii Severi, Getae. Herodianus 4, 1-13. Aucelius Victor, Caesares 21.-0. T. Schulz, Der römische Kaiser Caracalla Genie, Wahnsinn oder Verbrechen (Leipzig 1909; poging lot rehabilitatie). W. Reusch, Der historische Wert der Caracalla-Vita (Klio, Beiheft 24, 1931). E. Hohl, Das Ende Caracalla’s. Eine quellenkritische Studie (Misc. Acad. Berolinensis 1950, 276-293). E. Nash, Bildlexikon zur Topographie des antiken Rom 2 (Tübingen 1962) 434-441. - E. Bickermann, Das Edikt des Kaisers Caracalla in Papyrus Giessen 40 (Berlin 1926). E. Schönbauer, Reichsrecht gegen Volksrecht? Studiën Ober die Bedeutung der Constitutio Antoniniana für die römische Rechtsentwicklung (Zeitschrift der Savigny-Stiftung für Rechtsgeschichte, Romanistische Abt. 51, 1931, 277w). Id., Reichsrecht, Volksrecht und Provinzialrecht (ib. 57, 1937. 309-355). [Stolte]