Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

ALEXANDER

betekenis & definitie

Alexander (Αλεξανδρος), griekse eigennaam gedragen door vele belangrijke personen in de grieks-romeinse wereld, onder meer door een trojaanse prins (1), een thessalische tyran (2), twee koningen van Epirus (3-4), vijf koningen van Macedonië (5-9), een koning van Syrië (10), een vijftal schrijvers en geleerden (11-15), een romeinse keizer (16), vier NTische personen (17) en vier figuren (meest bisschoppen) uit het vroege christendom (18-21).

Voor de joodse Alexander Janneüs zie Hasmoneeën.1. Alexander van Troje, andere naam voor de trojaanse prins → Paris, zoon van koning Priamus.
2. Alexander van Pherae, van 369 tot 358 alleenheerser van Pherae in Thessalië, neef en opvolger van → Iason (2). Zijn terreur en wrede willekeur dwongen de → Aleuaden van Larissa, die hem weigerden te erkennen als ταγος, de hulp van koning Alexander II van Macedonië in te roepen, maar na diens dood behandelde Alexander zijn onderdanen weer even wreed als voorheen. Toen deden de Thessaliërs een beroep op de Thebanen, die Pelopidas te hulp zonden maar deze werd verraderlijk gevangen genomen (368) en de Thebanen moesten Epaminondas zenden om Pelopidas’ vrijlating te bewerken (367). In 364 werd Alexander bij Cynoscephalae door de Thebanen verslagen: hij moest zijn macht tot de tetrarchie Pherae beperken en zich aansluiten bij de boeotische bond. Hij werd vermoord door zijn zwager op aandringen van zijn echtgenote Thebe.

Lit. J. Kaerst (PRE 1, 1408v). - Diodorus, boek 17; Plutarchus, Pelopidas 26-35. - H. D. Westlake, Thessaly in the Fourth Century B.C. (London 1935) hoofdstuk 7.

3. Alexander I van Epirus, 342-331/330 koning van Epirus. Hij was een broer van Olympias, de moeder van Alexander de Grote, en dus een zwager van Philippus II van Macedonië, wiens dochter Cleopatra hij huwde en die bij de bruiloft in Aegae vermoord werd (zomer 336). Alexander had ook zijn troon aan Philippus te danken. Als vorst der Molossiërs wist hij geheel Epirus onder zijn oppergezag in een bond te verenigen. In 333 door de stad Tarente te hulp geroepen, onderwierp hij een groot deel van Zuid-ïtalië, waarmee Tarente in oorlog was, en sloot een verbond met Rome, maar spoedig daarna werd hij bij Pandosia door een uit Tarente verbannen Lucaniër gedood.

Lit. J. Kaerst (PRE 1, 1409v). - P. R. Franke, Alt-Epirus und das Königtum der Molosser (Diss. Erlangen 1955).

4. Alexander II van Epirus, koning van Epirus van 272 tot ca. 240 vC. Tijdens de chremonideïsche oorlog (zie Chremonides) viel hij Macedonië binnen, maar werd door de generaals van Antigonus Gonatas verdreven en onttroond (263). Met behulp van de Aetoliërs wist hij echter zijn troon te heroveren en vervolgens Acarnanië te bezetten, dat tussen Epirus en Aetolië werd verdeeld (255). Alexander was een zoon van koning Pyrrhus en Lanassa, de dochter van de Syracusaan Agathocles.

Lit. J. Kaerst (PRE 1, 1410v). - W. Fellmann, Antigonos Gonatas, König der Makedonen, und die griechischen Staaten (Diss. Würzburg 1930).

5. Alexander I van Macedonië, zoon van Amyntas I, koning van Macedonië van ca. 495 tot 454 vC. Tijdens de perzische oorlogen onderwierp hij zich in naam aan Perzië, maar wist bij verschillende gelegenheden zonder argwaan te wekken de Grieken te helpen. Als beloning voor zijn diensten werd hij toegelaten tot de olympische spelen en daardoor als Griek erkend. Hij was de eerste macedonische koning die zich met griekse aangelegenheden inliet; zijn hof trachtte hij te vergrieksen door o.a. griekse dichters (Pindarus, Bacchylides, Simonides) gastvrijheid te verlenen. Hieraan ontleende hij de bijnaam ’Griekenvriend’ (Φιλελλην). Het macedonische rijk breidde Alexander uit tot aan de Strymon, waarbij in Thracië belangrijke zilvermijnen bezet werden; hij liet de eerste macedonische munten slaan.

Lit. F. Geyer, Makedonien bis zur Thronbesteigung Philipps II (Historische Zeitschrift, Beiheft 19, München/Berlin 1930).

6. Alexander II van Macedonië, zoon van Amyntas III, regeerde over Macedonië van 370 tot 369/368. Door de Aleuaden van Thessalië te hulp geroepen tegen Alexander van Pherae, bezette hij Larissa en Crannon, maar werd spoedig door een opstand in zijn eigen land gedwongen zich terug te trekken. Pelopidas van Thebe werd uitgenodigd om te bemiddelen in de strijd tussen Alexander en de kroonpretendent Ptolemaeus van Alorus en sloot een verbond met Alexander. Deze werd echter kort daarop door Ptolemaeus vermoord. Door Alexander werden volgens sommigen de beroemde macedonische zware infanterie-bataljons der πεζεταιροι in het leven geroepen.
7. Alexander III van Macedonië zie Alexander de Grote.
8. Alexander IV van Macedonië, in 323 geboren als postume zoon van Alexander de Grote en Roxane, werd door de macedonische krijgsvergadering in Babylon tot koning uitgeroepen samen met zijn oom Philippus III. Arrhidaeus, de zoon van Philippus II en Philinna van Larissa. Als regent traden achtereenvolgens op → Perdiccas, Antipater en Polyperchon. In de verwikkelingen van de Diadochen-strijd vluchtte Roxane in 318 met Alexander naar Olympias in Epirus. Deze nam moeder en zoon in 316 mee naar Macedonië, maar werd nog hetzelfde jaar vermoord. Sindsdien was Alexander de gevangene van → Cassander, die hem en Roxane in 310/ 309 om het leven liet brengen.
9. Alexander V van Macedonië, derde zoon van → Cassander. Toen Cassanders oudste zoon Philippus IV in 297 vC na een regering van slechts enkele maanden stierf, werd hij opgevolgd door zijn jongere broers Antipater en Alexander, aanvankelijk onder regentschap van hun moeder Thessalonice. Later heersten ze ieder over een deel van Macedonië. Toen ze onenigheid kregen, intervenieerden Pyrrhus van Epirus en Demetrius Poliorcetes. Deze laatste liet Alexander in 294 ombrengen en zichzelf tot koning van Macedonië uitroepen. Alexander was gehuwd met Lysandra, een dochter van Ptolemaeus I Soter.
10. Alexander Balas, koning van Syrië van 150 tot 145 vC. Uit eenvoudige ouders te Smyrna geboren, werd hij op grond van zijn gelijkenis met Antiochus IV Epiphanes (175-164/163) door koning Attalus II van Pergamum als kroonpretendent naar voren geschoven tegen Demetrius I Soter (162-150), de tweede zoon van Antiochus IV. Van de romeinse senaat kreeg Alexander vrijheid van handelen en met behulp van Ptolemaeus VI Philometor van Egypte en de makkabeeër Jonathan, die door Alexander werd aangesteld als gouverneur van Judaea en hogepriester (1M 10,1-11,7), bouwde hij een sterke macht op, versloeg Demetrius en volgde hem op. Zijn heerschappij werd gekenmerkt door ondeskundigheid en wreedheid, zodat het Demetrius Nicator, de oudste zoon van Demetrius Soter, niet moeilijk viel de gunst van het volk en van Ptolemaeus VI te winnen en Alexander bij Antiochië te verslaan (146). Kort daarna werd Alexander door de Nabateeën vermoord. Alexander was gehuwd met een dochter van Ptolemaeus VI, Cleopatra Thea, die hem een zoon schonk, Antiochus VI Epiphanes Dionysus. Men neemt algemeen aan, dat Alexander Balas voorgesteld wordt - met de attributen van de god Hermes - door een uit Pompeji afkomstig bronzen beeldje in het Museo Nazionale te Napels (nr. 126170), een kopie die teruggaat op een origineel van ca. 150 vC.

Lit. U. Wilcken (PRE 1, 1437v). - H. Volkmann, Demetrius I. und Alexander Balas (Klio 19, 1925, 373-412).

11. Alexander de Aetoliër (Αλεξανδρος ο Αιτωλος), de enige bekende dichter uit de landstreek Aetolië. Geboren te Pleuron ca. 315 vC, verbleef hij van ca. 285-283 als bibliotheekbeambte in Alexandrië, belast met de ordening van treur- en saterspelen. In 276 riep koning Antigonus Gonatas hem aan zijn hof in Pella. Daar leerde hij de geleerde dichter Aratus van Soli kennen. Alexander genoot vooral aanzien als dichter van tragedies. Bewaard gebleven zijn slechts de titel van een stuk over de jeugd van Patroclus, de Aσδτρσυσλιδυσι (’De dobbelaars’) en fragmenten van twee elegieën (Απολλων en Mουσαι); de eerste was een verzameling van liefdesgeschiedenissen met ongelukkige afloop; een fragment van 34 regels vertelt over Antheus en Cleoboea. Alexander schreef ook epigrammen en kleine epen.

Lit. Vitg.: J. U. Powell, Collectanea Alexandrina (Oxford 1925) 121-130. - GGL 2, 173v. - G. Knaack (PRE 1, 1447v).

12. Alexander Polyhistor (Αλεξανδρος Πολυϊστωρ, ’de veelweter’), grieks veelschrijver en taalgeleerde. Geboren in Milete of in Carië ca. 100 vC, kwam hij als krijgsgevangene in Rome terecht, waar hij slaaf werd in het huis van een Cornelius Lentulus, wiens kinderen hij onderricht gaf. Van Sulla verkreeg hij in 82 de vrijheid en het romeinse burgerrecht: voortaan noemde hij zich L. Cornelius Alexander. Ca. 40 vC kwam hij in Laurentum om in een brand van zijn huis. De talloze geschriften van Alexander, waarvan slechts fragmenten over zijn, waren bonte compilatiewerken uit allerlei historische en geografische bronnen; de belangrijkste zijn:
1. Περι Ιουδαιων (De joden), waaruit later Flavius Josephus, Clemens van Alexandrië en Eusebius hebben geput. Via de laatste zijn ons uit dit werk 269 versregels bewaard uit de tragedie Εξαγωγη (De uittocht) van de joodse schrijver Ezechiël (2e eeuw vC).
2. Περι Πυθαγορικων συμβολων (Pythagoreische geheimtaal).
3. Περι Ρωμης, (Rome), benut door Vergilius en Tibullus.
4. Φιλοσοφων διαδοχαι (Wijsgerige scholen).

Meer filologisch van aard waren Alexanders commentaren op Corinna en Alcman. Alexander miste kritische zin en smaak, maar was voor het Westen belangrijk als bemiddelaar van kennis over het Oosten.

Lit. Fragmenten bij F. Jacoby, Die Fragmente der griechischen Historiker 3 A (Leiden 1940, 21954) nr. 273, mei commentaar in 3 a (Leiden 1943, 21954) 248-313. - E. Schwartz (PRE 1, 1449-1452). GGL 2, 400v. - F. Susemihl, Geschichte der griechischen Literatur in der Alexandrinerzeit 2 (Leipzig 1892) 356-364. A. J. Festugière, Les ’mémoires pythagoriques’ cités par Alexandre Polyhistor (REG 58, 1945, 1-65).

13. Alexander van Aphrodisias, peripatetisch wijsgeer ten tijde van keizer Septimius Severus. In 198 nC of kort daarna werd hij docent in Athene. Alexander vervaardigde veel commentaren op de werken van Aristoteles, waaruit latere wijsgeren rijkelijk geput hebben en die ook bij de neo-platonici hoog in aanzien stonden.

Bewaard gebleven zijn commentaren op:

1. het eerste boek van de Αναλυτικα προτερα;
2. de Μετεωρολογικα;
3. Περι αισθησεως;
4. de Μεταφυσικα
5. de ΤΟΠΙΚΑ.

Van zijn overige geschriften bezitten we:

6. Περι ψυχης (De ziel);
7. Περι ειμαρμενη (Het noodlot), opgedragen aan Septimius Severus en diens zoon Caracalla;
8. Αποριαι και λυσεις (Moeilijkheden en oplossingen);
9. Πθικα προβληματα (Ethische problemen);
10. Περι κρασεως και αυξησεως (Vermenging en groei).

Hiervan zijn 8 en 9 waarschijnlijk niet van Alexander, evenmin als twee dikwijls aan hem toegeschreven geneeskundige tractaten.

Alexander kan beschouwd worden als de knapste commentator van Aristoteles uit de oudheid; over het algemeen geeft hij diens leer vrij zuiver weer en zijn zijn verklaringen vrij van al te persoonlijke opvattingen.

Lit. Uitg. van de commentaren door M. Wallies/M. Hayduck/ P. Wendland in Commentaria in Aristotelem Graeca 1-3 (Ber-

lin 1883-1901), van de overige werken door J. Bruns in Supplementum Aristotelicum 2 (Berlin 1892). - A. Gercke (PRE 1, 1453-1455). - P. Moraux, Alexandre d’Aphrodise exégète de la noétique d’Aristote (Paris 1942).

14. Alexander Numenius (Αλεξανδρος ο τον Νουμηνιου) beroemd leraar der welsprekendheid uit de 2e eeuw nC. Hij is de auteur van een invloedrijk werk over stijlfiguren, dat in de oorspronkelijke vorm en in een uitgebreide versie bewaard is, en van een inleiding tot de welsprekendheid, die bekend is uit een drietal excerpten en uit citaten in de z.g. Anonymus Seguerianus.

Lit. Uiig. L. Spengel, Rhetores Graeci 3 (Leipzig 1856). Brzoska (PRE 1, 1456-1459). - Th. Schwab, Alexandri Numenii Περι σχημαιων (Würzburg 1916).

15. Alexander van Abonutichus stichtte ca. 150 nC in zijn vaderstad aan de Zwarte-zeekust in Paphlagonië een eredienst en een orakel van Asclepius Glycon, die meer dan een eeuw bestonden. Abonutichus werd door Alexander omgedoopt tot Inopolis en heet thans nog Inebolu. Alexander was een tijdgenoot van de griekse schrijver Lucianus (ca. 120-190), wiens hekelschrift Αλεξανδρος η ψευδομαντις (Alexander of de leugenprofeet) onze voornaamste informatiebron vormt.

Alexander beweerde een nieuwe manifestatie van Asclepius te hebben ontdekt in de vorm van de slang Glycon; onder haar hoede gaf hij orakels en stichtte een mysteriëndienst waaruit alle ’ongelovigen’, vooral christenen, zorgvuldig werden geweerd. De vraag in hoeverre Alexander oprecht was of een listige bedrieger, is niet te beantwoorden, gezien de eenzijdigheid van Lucianus’ portret. In elk geval schijnt zijn aanhang lange tijd zeer aanzienlijk te zijn geweest.

Lit. F. Cumont, Alexandre d’Abonuteichos (Bruxelles 1888). M. Caster, Etudes sur Alexandre ou le Faux prophéte de Lucien (Paris 1938; met tekst en commentaar van Lucianus’ geschrift).

16. Alexander (romeins keizer) zie Severus.
17. In het NT worden meerdere Alexanders genoemd, nl.

in Mc 15,21; Hand 4,6; Hand 19,33; 1Tim 1,20; 2Tim 4,14. [Nuchelmans]

18. Alexander, bisschop van Rome (ca. 105-116). De Acta Alexandri zijn zonder enig gezag (niet vóór de 6e a 7e eeuw); het martelaarschap van Alexander is onzeker. Over de notitie in het Liber Pontificalis (Duchesne, Liber Pontificalis, Paris 1886, 1, 127) vergelijke men Jungmann, Missarum Sollemnia 3 2 (Wien 1952) § 137. Over de authenticiteit van de begraafplaats en de basiliek van Alexander zie Leclercq (DAL 1, 1092v). Feestdag 3 mei.

Lit. E. Gaspar, Die alteste römische Bischofsliste (Berlin 1926).

19. Alexander van Jeruzalem, leerling van Pantaenus en Clemens van Alexandrië. In 211 werd hij bisschop van Caesarea in Cappadocië en later opvolger van Narcissus van Jeruzalem. Tijdens de vervolging van Decius stierf hij de marteldood (zie Eusebius, Historia ecclesiastica 6, 8, 7; 6,11, lv; 6, 20, 1; 6, 39, 2). Te Jeruzalem heeft hij een theologische bibliotheek gesticht. Enkele fragmenten van zijn brieven vinden wij bij Eusebius van Caesarea (zie ook Hieronymus, De viris illustribus 62).

Lit. MPG 10, 203-206. A. von Harnack, Geschichte der altchristlichen Literatur 1 (Leipzig 1893) 505-507.

20. Alexander van Lycopolis (ca. 300), volgens Photius bisschop van het egyptische Lycopolis, sedert Tillemont echter algemeen als heidens filosoof beschouwd. Hij is de auteur van een werk tegen het manicheïsme, dat zich van het standpunt van een platonicus tegen de inconsequenties en dwaasheden van deze leer richtte. In de 8e eeuw werd zijn werk onder keizer Basilius I tegen de pauliciani gebezigd, waardoor het bewaard is gebleven.

Lit. MPG 18, 411-418. M. Dibelius (RAC 1, 270v). Bardenhewer, 3, 102v. A. Brinkmann, Alexandri Lycopolitani contra Manichaei opiniones disputatio (Leipzig 1895).

21. Alexander van Alexandrië, voorganger van Athanasius als bisschop van Alexandrië (313-328). Hij bestreed het schisma van Meletius van Lycopolis en het arianisme. Op een synode te Alexandrië (318) werd Arius veroordeeld. Alexander schreef een tweetal zendbrieven over het arianisme (door citaten bij kerkhistorici bewaard gebleven, zie MPG 18, 547-578). Deze, geschreven door een goed theoloog en een ervaren stilist, zijn belangrijk voor de oudste geschiedenis van het arianisme. 70 brieven en fragmenten van preken zijn verder bewaard gebleven, o.a. een in het syrisch bewaarde preek ’Over ziel en lichaam en over het lijden des Heren’ (MPG 18, 585-604).

Lit. Bardenhewer 3, 34-41. H. Opitz (ZNW 1934, 131-159).

[Bartelink]

< >