bekend geworden als Guillaume Apollinaire, Frans dichter (Rome 26 Aug. 1880 - Parijs 9 Nov. 1918), had een Pools-aristocratische moeder; zijn vader was een Italiaans officier of geestelijke. Na een zorgeloze jeugd in Zuid-Frankrijk begon hij een zwervend leven: voetreizen door Holland en de Ardennen, waar hij zijn dichterschap bewust werd; gouverneur bij een Franse familie in Honnef, waar hij de invloed onderging van het oude Duitsland.
Sinds 1902 behoorde hij definitief tot de bohème-groep van schilders (Picasso, de „douanier” Rousseau) en schrijvers (o.a. Max Jacob) van Montparnasse. Hij richtte enkele kortstondige periodieken op als Le Festin d’ Esope of plaatste zijn werk in bestaande tijdschriften als La Plume of de Mercure de France. Hij werkte mede aan wetenschappelijke uitgaven van erotische werken, zoals de catalogus van L’ Enfer de la Bibl. Nationale (1913, met F. FumetenL. Perceau). Wereldoorlog I, waaraan hij als vrijwilliger deelnam, was een bron van nieuwe indrukken. Hij werd zwaar gewond, onderging een dubbele hersentrepanatie en bezweek in het ziekenhuis aan de Spaanse griep.Apollinaire wordt beschouwd als de schepper van de nieuwe richting in de Franse poëzie met Max Jacob, B. Cendrars e.a. In zijn werk moeten we twee perioden onderscheiden: in de eerste, met Alcools (1913) als typische bundel, erkent hij nog vaste regels, maar de tweede periode brengt de volledige breuk met het verleden. Hij verwerpt de logische gedachtengang, tracht een aantal opeenvolgende of simultane zielstoestanden uit te drukken door losse woorden, door innerlijk rhythme verbonden. De persoonlijke emotie moet ontstaan door onverwachte tegenstellingen of kluchtige samenkoppelingen van woorden, waarin de dynamiek van het moderne leven moet trillen. Om de indrukken nog te versterken worden de woorden op de meest fantastische wijze over de bladzijden verdeeld (Calligrammes, 1918). Zijn theorie heeft hij uiteengezet in een essay Le temps nouveau et les poètes (Merc. de France, 1 Dec. 1918). Apollinaire schreef ook een bundel bizarre novellen L’ Hérésiarque et Cie (1910) en een toneelstuk Les Mamelles de Tirésias (1918) met een sterk accent van mystificatie.
DR R. WIARDA
Lit.: H. Fabureau, G. A. (1932); J. Moulin, Manuel poétique d’A. (Bruxelles 1939), met uitv. bibl.; A Billy, G. A. vivant (1912, in Poètes d’auj'ourd’hui, 1947, met bloeml. en lit.); R. G. Cadou, G. A. ou l’artilleur de Metz (1948).