ook wel Herdersdoes genoemd, is een in geheel Nederland voorkomende slag van herdershond, verwant aan tal van soortgelijke slagen in het buitenland. Vb.: in Duitsland de Schafspudel en nog drie andere streekrassen, in Frankrijk de Briard en de herdershond der Pyreneeën, in Hongarije depuli, in Italië de bergamasco, in Groot-Brittannië de Oudengelse herdershond en de bearded collie. Volgens Mut zijn zij verkleinde vormen van de berghond met verward langharige vacht en behaarde snuit, zoals de thans nog werkende komondor in Hongarije en owcharca in Rusland.
De Nederlandse schapendoes kenmerkt zich door een groot, donkerbruin, innemend en schrander oog met doordringende blik, en een licht geraamte, waardoor gang, sprong en lichaamsbeheersing gemakkelijk zijn. Door de rijke beharing lijkt het hoofd korter en dieper dan het is, maar toch lopen de kaken niet puntig toe. Het oor hangt. Schofthoogte liefst 45 tot 50, mag tot 55 cm. Romp langer dan schofthoogte. Dichte vacht, lang en vlak, nooit gekruld, hoogstens golvend.
Staart liefst laag gedragen. Kleur voor kuddewerk: grauw tot zwart, overigens vrij. Voeten sterk behaard en van eelt voorzien. Schrander, moedig en trouw.