Spaans dichter en toneelschrijver (Sevilla ca 1550 - Cuenca 1610), was een leerling van Mal-Lara. Van 1574-1577 bracht hij in Mexico door met zijn broer Claudio, die inquisiteur was.
In 1577 in zijn geboortestad terug, bleef hij daar wonen tot 1607, het jaar waarin hij naar Cuenca verhuisde. Als dichter van de Llanto de Venus en la muerte de Adonis (1582), het episch-satirische werk El Viaje de Sarnio en de Coro Febeo de romances historiales (1587), interesseert Cueva ons minder dan als dramatisch auteur. De Primera parte de las comedias y tragedias de Juan de la Cueva verscheen in 1583; een tweede uitgave zag het licht in 1588. Zijn dramatische theorieën zette hij veel later uiteen in de derde epistola van zijn Ejemplar poético (1606), een navolging van de Epistola ad Pisones van Horatius.
Cueva vindt alle vorige drama’s, zowel klassieke als Spaanse, vervelend, en hij raadt aan om nationale onderwerpen te dramatiseren. Van de eenheden van tijd, plaats en handeling moet men afzien. En een drama moet niet meer dan vier bedrijven tellen. Inderdaad behandelen verschillende van Cueva’s stukken onderwerpen uit de geschiedenis van Spanje, die hij uit de kronieken en uit de romances kende: La Comedia de la muerte del Rey don Sancho y reto de Zamora por Don Diego Ordónez — een deel van de legende van de Cid, nl. het beleg van Zamora —, La Tragedia de los siete Infantes de Lara (1579), La Comedia de la libertad de España por Bernardo del Carpio. — La Comedia del Saco de Roma y muerte de Borbón,y coronación de nuestro invicto emperador Carlos Quinto brengt de plundering van Rome door de troepen van Karel V in Mei 1527 ten tonele.
In La Comedia del Infamador (1581) heeft men een eerste schets willen zien van het Don Juan-type. Andere stukken behandelen klassieke onderwerpen zoals de Tragedia de la muerte de Ayax Telamón sobre las armas de Aquiles, La Libertad de Roma por Mucio Cévola en La Tragedia de la muerte de Virginia y Apio Claudio. Het dramatisch oeuvre van Cueva is nog zeer primitief en onbeholpen, maar het bracht al heel wat nieuwe elementen, die door Lope de Vega op voortreffelijke wijze zijn benut. Als baanbreker heeft hij ongetwijfeld grote betekenis. Ten slotte vermelden we nog Cueva’s „poema heroico”, de Conquista de la Bética (1603), in 24 zangen, dat de verovering van Sevilla door Ferdinand de Heilige (1248) in verzen verhaalt.PROF. DR C. F. A.
VAN DAM
Bibl.: (Teksten): Comedias y tragedias, ed. F. A. de Icaza, 2 dln (Madrid 1917); El Infamador, Los siete infantes de Lara y el Ejemplar poético, ed. F.
A. de Icaza (Madrid 1924), in de reeks „Clasicos castellanos”, t. 60, m. inl.