of Jodocus, Eliza’s zoon, Nederlands Protestants theoloog (Gorredijk 14 Oct. 1765 - Utrecht 18 Jan. 1840), studeerde te Groningen en was hoogleraar te Utrecht, voor welks universiteit hij zich onder Napoleon zeer verdienstelijk heeft gemaakt. Toen Utrecht 1815 tot Rijksuniversiteit werd verheven, is zij door Heringa ingewijd. 1835 emeritaat.
Heringa, voorstander van een bijbelse theologie, stond aanvankelijk in een reuk van onrechtzinnigheid; later vormden zijn lessen een kweekschool van rechtzinnige predikanten. Toen in 1834 de leidsman der Groningse School, P. Hofstede de Groot, de vraag, of de leraren der Hervormde Kerk nog rechtzinnig dienden te zijn in de zin van de Dordtse Synode, ontkennend beantwoordde, vond hij ook Heringa tegenover zich; deze verdedigde het „quia” (de leer van Dordt is waar, niet voor zover, maar omdat zij met de Schrift overeenkomt).Bibl.: o a. Briefwisseling over de Godheid van den H. Geest (1800); Afgeperste verdediging (1803, antwoord op de beschuldiging van zijn Utrechtse ambtgenoten wegens onrechtzinnigheid); Vervolg (1803); Tweede vervolg (1804); Redevoering der inwijding van de Akademie te Utrecht bij hare nieuwe inrigting (1815); Nagelaten leerredenen, 2 dln (1840); Disputatio de Godice Boreeliano nunc Rheno-Traject., ab ipso in lucem protracto, ed. H. E. Vinke (1843); Opera exegetica et hermeneutica, ed.
H. E. Vinke (1845).