Duits plantkundige (Kronstadt, Zevenburgen 8 Oct. 1730 - Leipzig 18 Febr. 1799), werd in 1786 te Leipzig buitengewoon hoogleraar in de medicijnen en in 1789 hoogleraar in de plantkunde en directeur van de hortus. Zijn voornaamste werk is dat over de mossen, die hij microscopisch onderzocht en waarvan hij o.a. de ontwikkeling geheel naging.
Bibl.: Fundamentum historiae naturalis muscorum frondosum (1782, 2 dln); Species muscorum frondosum (Leipzig 1801); Theoria Generationis etc. Plantarum Cryptogamicarum (1784).
Lit.: Sachs, Gesch. d. Botanik (1875), p. 273; Romer in Mikrokosmos 1908/09, p. 91-97.