Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Johann gustav gottlieb BÜSCHING

betekenis & definitie

oudheidkundige (Berlijn 19 Sept. 1783 - Breslau 4 Mei 1829), studeerde te Erlangen en te Halle en werd in 1806 referendaris bij de regering te Berlijn. Hij was zeer ervaren in de Duitse oudheidkunde en werd dientengevolge in 1810 belast met de taak, om de opgeheven kloosters in Silezië af te reizen en te zien, of er ook nog belangrijke voorwerpen van kunst of wetenschap waren overgebleven.

In 1811 werd hij koninklijk archivaris te Breslau en in 1817 buitengewoon en in 1823 gewoon hoogleraar in de oudheidkunde aldaar. Hij was een verdienstelijk germanist en de stichter van het genootschap voor Silezische geschiedenis en oudheidkunde en gaf lange tijd de Schlesische Provinzialblätter uit.Bibi.: Met Von der Hagen en Docen gaf hij uit: Museum für altdeutsche Litteratur und Kunst. Verder verschenen van hem: Der Deutschen Leben, Kunst und Wissen im Mittelalter (4 dln, Breslau 1806-1813; nieuwe druk, 1821) en Ritterzeit und Ritterwesen (2 dln, Breslau 1823), zijn beste werk.

< >