Nederlands kenner der geschiedenis van het zeewezen (Hoogwoud 24 Nov. 1882 - ’s-Gravenhage 21 Juli 1943), doorliep na opleiding aan het Kon. Instituut voor de Marine te Willemsoord de rangen bij de zeemacht en werd in 1930 kapitein ter zee; van 1926-1932 was hij chef van de radiodienst der Marine.
Na zijn pensionnering werd hij in 1933 privaat-docent in de geschiedenis van het zeewezen aan de Gem. Universiteit te Amsterdam, in 1936 privaat-docent aan de Rijks-Universiteit te Leiden en in 1938 bijzonder hoogleraar aan de Rijks-Universiteit te Utrecht.Bibl.: De retourvloot van Pieter de Bitter (1929); De zeeslag op Schoonevelt (1930); Nicolaus de Graaff (1930); De vloot van den Koning-Stadhouder (1934); Kweekschool voor de Zeevaart en de stuurmanskunst 1785-1935 (1935); Abraham Grijnssen (1936): Jaerlijck verhael van Joannes de Laet (1937); Christoffel Artichewsky (1937); Drie 17de-eeuwsche admiraals (1938); Twaalf doorluchtige zeehelden (1941); Van Vlootvoogden en Zeeslagen (1940).
