Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Incunabelen

betekenis & definitie

zijn producten van de boekdrukkunst, die met losse gegoten letters zijn gedrukt en van ca 1450 tot en met 1500 verschenen zijn. Het kenmerk van de incunabelen is, dat de drukkers er van zich handwerkslieden tonen, die onafhankelijk zijn van andere bedrijven en in het bezit zijn van door hen zelf gesneden en gegoten lettermateriaal.

Daarom is het door vergelijking der typen ook dikwijls mogelijk om van anoniem verschenen drukwerk de typograaf op te sporen (z Haebler). Naar het uiterlijk sluiten de incunabelen nauw aan bij de handschriften; vooral bij op perkament gedrukte boeken is de gelijkenis treffend. Voor het aanbrengen van initialen werd dan ook nog lange tijd de hulp van de rubricator ingeroepen. Dit blijft zo tot ca 1500. Omstreeks die tijd splitste het drukkersbedrijf zich in een groter of kleiner aantal deel-bedrijven (van lettergieters, drukkers, uitgevers, boekhandelaren, binders, enz.), terwijl het boek massaproduct werd. Deze verandering had in Italië reeds ca 1480 plaats, in Frankrijk ca 1510, in Duitsland ca 1520, in Noorden Zuid-Nederland ca 1540, vandaar dat de Nederlandse boeken van 1501 tot en met 1540 als „postincunabelen” worden betiteld.Naar de inhoud behoren tot de incunabelen vooral werken op het gebied van de theologie en scholastiek, klassieke schrijvers, kronieken en medische werken, meest in het Latijn, ook schoolboeken en andere werken, die voor het onderwijs nuttig zijn. Aanvankelijk ontbreekt een titelblad, daarna bevat dit lange tijd slechts een korte inhoudsopgave; tijd, plaats en naam van drukker ontbreken of worden in een onderschrift (colophon) aan het einde van het werk vermeld.

Reeds vroeg is men begonnen met het aanleggen van verzamelingen van incunabelen, waardoor de handelswaarde ver boven de werkelijke waarde is gestegen. De naam is gevormd uit de term incunabula typographiae (d.i. wieg of kindsheid der boekdrukkunst), welke voor het eerst is gebruikt door Ph. Labbé in zijn Nova bibliotheca (1653) en daarna in de titel van de eerste incunabelbibliografie van Corn. van Beughem (1688). De Duitsers spreken van „Wiegendruck”, doch de term „wiegedruk” is in Nederlandse vakkringen nimmer populair geweest. Sinds de verschijning van G. Wehmer’s Mainzer Probedrucke (1948) dateert men de vroegst bekende incunabelen ca i45o/’55: aflaatbrieven van 1454/’55 zijn bekend, terwijl het rubriceren van een exemplaar van de zgn. 42-regelige Gutenbergbijbel in Aug. 1456 was voltooid (z Gutenberg).

Het oudste gedateerde (Duitse) boek is van 1457, het oudste gedateerde Nederlandse van 1473 (z verder boek, boekdrukkunst). Het aantal incunabelen schat men op ca 40 000. Men onderscheidt algemene bibliografieën van incunabelen (zolang de Gesamtkatalog der Wiegendrucke niet is voltooid, blijven de oudere werken van Panzer en Hain hun waarde behouden), bibliografieën van alle in een bepaald land (Nederland, Spanje), in een bepaalde stad (Keulen, enz.) of door een bepaalde drukker gedrukte incunabelen, catalogi van in een bepaald land aanwezige incunabelen (België, Frankrijk, V.S. enz.) en catalogi van collecties in een bepaalde openbare bibliotheek (Amsterdam, ’s-Gravenhage, Utrecht, Groningen, Deventer, Brits Museum te Londen enz.) en van particuliere verzamelingen. Nederlanders hebben voor de wetenschappelijke incunabelstudie pionierswerk verricht (Holtrop en Campbell), daarop volgden de Engelsen (Bradshaw en Proctor), ten slotte de Duitsers (Haebler). Later heeft zich in Nederland vooral pater B. Kruitwagen met de incunabelstudie beziggehouden (artikelen in het Tijdschrift voor bibliotheekwezen, Het Boek enz.).

MR H. F. WIJNMAN

Lit.: algemene werken: K. Haebler, Typenrepertorium der Wiegendrucke (5 dln, Halle igo5-24); R. A. Peddie, Fifteenth Century Books (London 1913); K. Haebler, Handbuch derlnkunabelkunde (Leipzig 1925, Eng. vert. New York 1933); E. v.

Rath, Aufgaben der Wiegendruckforschung (1925); E. Schulz, Inkunabelsammlungen und ihre wissenschafdiche Wert (1927); K. Ohly, Die Proctor-Haeblersche Methode (Berlin 1931); E. Ph. Goldschmidt, Medieval Texts and their First Appearance in Print (London 1943); W. Grothe, Wiegendrucke in der Zeitenwende (Klagenfurt 1950).Algemene bibliografieën:G.W.

Panzer Annales typographici (11 dln, Norimbergae 1793-1803, geeft titels tot 1536); L. Hain, Repertorium bibliographicumusque ad annum MD (4stkn in 2 dln, Stuttgardiae I826-’38, anast. herdr. Frankfurt a. M. 1920, Milano 1948, metsuppl. v. W. A.

Gopinger, 3 stkn in 2 dln 1895-1902 en appendix v. D. Reichling, 6 dln, igo5-’i4); Gesamtkatalog der Wiegendrucke (dl I-VIII, 1, van A-S. de Federicis, 1905-1940, t.z.t. zullen de verdere dln verschijnen, aanvullingen van Th. Accurti: Editiones saeculi XV ignotae, 2 dln, Florentiae 1930-1936). Nationale bibliografieën: F. A.

G. Campbell, Annales de la typ. néerl. au 15e siècle (met 4 suppl., La Haye 1874-1890). Nationale catalogi: L. Polain, Gat. d. livres impr. au 15e siècle des bibl. de Belgique (4 dln, Bruxelles 1932); M. B. Stillwell, Incunabula in Amer. libraries, 2nd census (New York 1940).

Bibl. catalogi: J. G. Holtrop, Gat. libr. saeculo XV° impr. quotquot in Bibl. Regia Hagana asservantur (1856); R. Proctor en F. Isaac, An Index to the Early Printed Books in the Br.

Mus. (3 stkn in 2 dln, 1898-1938). Vgl. S. de Ricci, Catalogues et collections d’incunables, in: Revue archéologique (1915), p. 283-302.

< >