Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Flavius magnus aurelius CASSIODORUS

betekenis & definitie

senator, staatsman en geleerde (Squillace, in Calabrië, ca 485 - ca 580), werd in 507 quaestor en geheimschrijver van Theodorik de Grote, in 514 consul, later nog Magister officiorum. Na de dood van Theodorik (526) wist hij de gunst van diens opvolgers te bewaren, was sinds 533 Praefectus praetorii en zoveel als tegenwoordig eerste minister of premier.

In deze hoedanigheid was hij steeds bezorgd de kerkelijke politiek der Ariaanse Oost-Gotenvorsten t.o.v. de Romeinse Katholieke Kerk af te ronden. In 537 gaf hij, onder de titel Variae, de door hem geschreven staatsstukken uit. Kort na 540 trok hij zich uit het politieke leven terug en stichtte een klooster, waarschijnlijk zonder zelf kloosterling te worden, op zijn landgoed Vivarium nabij Squillace. Hij legde daar een bibliotheek aan, deed de schriftuurcommentaren en klassieke geschriften overschrijven, schreef zelf een handleiding voor het gebruik van die werken: Institutiones divinarum et humavarum litterarum, waarvan het eerste deel een inleiding is tot de H.

Schrift, de Vaders en de kerkelijke geschiedschrijvers, het tweede, afzonderlijk betiteld als De artibus ac disciplinis liberalium artium, het program van de profane wetenschap in het kader der 7 artes liberales samenvat. Voor de grammatica en de rhetorica schreef hij een eigen handboek De orthographia. Zijn Historia ecclesiastica tripartita is een compilatie uit de Griekse kerkhistorici Socrates, Sozomenus en Theodoretus. Hij heeft nog een geschiedenis der Oost-Goten geschreven, die slechts in een uittreksel bij Jordanes tot ons is gekomen.Een oorspronkelijk denker is Cassiodorus niet. Doch zijn grote verdienste ligt in het feit dat hij de geestescultuur der Romeinen van de algemene ondergang heeft gered. Door zijn toedoen, meer nog dan door dit van de H. Benedictus van Nursia, werden de kloosters oorden van wetenschap en de bergplaatsen waarin de oude cultuur bewaard bleef.

Meer dan iemand anders verdient hij dan ook de titel van „Vader der Scholastiek”. Zijn vroegere opzet te Rome een theologische school naar het model van de scholen te Alexandrië en Nisibis te stichten, kon hij nooit doorvoeren; maar naar beste vermogen heeft hij gepoogd de school van Vivarium tot een soort academie uit te bouwen.

DR V. MOREL O.CAP.

Bibl.: Variae; Chronica (beide uitgeg. d. Mommsen in Mon. Germ. hist., Auct. Antiq., XII en XI; Berlin 1894); De anima; Commenta psalterii; Complexiones in epistolis apostolorum et actibus eorum et apocalypsi; Institutiones divinarum et saecularium litterarum (ed.

R. A. B. My Nors, 1937); Orthographia (uitg. door Keil, Grammatici latini, VII.

Leipzig 1880); Historia ecclesiastica tripartita. Gezamenlijke uitg. Migne, Patrol, lat., 69 en 70. Letters.

A condensed translation by T. Hodgkin (1886).

Lit.: J. J. v. d. Besselaar, C. Senator en zijn Variae, Diss.

Nijmegen (1945); L. W. Jones, The Influence of C. on Medieval Culture, in Speculum, dl 20 (1945); O. Bardenhewer, Gesch. d. altkirch.

Literatur, V, 264-277 (Freiburg 1932); J. Martin, art. Cassiodorus in Lex. f. Theol. u.

Kirche, II, 785-786 (Freiburg 1931); H. Leclercq, art. Cassiodore in Dict. d’archéol. et de liturgie, II, 2357-’65 (Paris 1910); Manitius, Gesch. d. lat. Lit. d.

Mittelalt., I, 36-52 (München 1911); Schanz, Gesch. d. röm. Lit., IV, 2, 92-109 (München 1920); A. van de Vyver, C. et son oeuvre, in Speculum VI (1931), 244-292; F. Zimmermann, Cassiodors Schrift „Ueber die Seele”, in Jahrb. f. Philos. u. spekul.

Theol., 25 (1911), 414-449; Laistner, Thought and Letters in Western Europe A.D. 500 to 900 (London 1931); P. P. M. Alberdingk Thijm, Iets over Magn.

Aur. C. Senator en zijne eeuw (2de uitg. Amsterdam 1858); A.

Ollér is, Cassiodore, conservateur des livres de l’antiquité latine (Paris 1891).

< >