Zumbusch (Kaspar), een beroemd beeldhouwer, geboren den 23sten November 1830 te Herzebrock in Westfalen, werd in 1848 toevertrouwd aan de leiding van Halbig te München en begaf zich in 1858 vandaar naar Rome. Na zijn terugkeer behaalde hij in 1862 den prijs met zijn ontwerp-gedenkteeken ter eere van Friedrich Wilhelm III te Keulen en maakte zich voorts in 1864 bekend door een keurig borstbeeld van Lodewijk II van Beijeren. Ook verwierf hij door het ontwerp van een nationaal gedenkteeken ter eere van Maximiliaan II van Beijeren den zege op zijne mededingers en bezocht wederom Italië.
Terwijl hij zich bezig hield met de uitvoering van gemeld gedenkteeken, uit vijf reusachtige figuren bestaande en in 1875 onthuld, vervaardigde hij tevens, op verzoek des Konings, een aantal marmeren statuëtten uit de muzikale drama’s van Wagner, — voorts onderscheidene borstbeelden, — een uitmuntend standbeeld van graaf Rumford in de Maximiliaansstraat te München, — het praalgraf van graaf August van Pruissen in het park van het kasteel Bellevue te Berlijn, — het praalgraf van de vrijvrouwe von Fraunhofen, — en het krijgsgedenkteeken te Augsburg, onthuld in 1877. In 1873 werd hij naar Weenen geroepen en ontwikkelde er eene buitengewone werkzaamheid zoowel in de betrekking van leeraar als in die van scheppend kunstenaar, terwijl hij er ijverig werkte aan het monument ter eere van Beethoven, alsmede aan dat ter gedachtenis van Maria Theresia.