Taine (Hippolyte Adolphe), een uitmuntend Fransch letterkundige, geboren den 21sten April 1828 te Vouziers (Ardennes), ontving zijne opleiding aan het Collège-Bourbon en aan de Ecole normale te Parijs, studeerde daarop in de letteren om zich aan het onderwijs te wijden, maar liet dit plan varen, nadat hij reeds door zijne beide verhandelingen: „De personis Platonicis” en „Essai sur les tables de Lafontaine (1853; 3de druk 1860)” den doctorstitel verworven had. Hij bepaalde zich namelijk bij eene rustige beoefening der wetenschap. Zijn „Essai sur Tite-Live (1854 en later bij herhaling)” werd door de Académie bekroond. Daarentegen wekte zijne „Histoire de la littérature anglaise (1864; 4de druk 1877, 5 dln)” een storm van verontwaardiging bij de orthodoxe en ultramontaansche partij, daar men in dit geschrift atheïstische stellingen meende te ontdekken.
Het boek werd dan ook, in weerwil van zijne wetenschappelijke waarde, niet bekroond. Tot vergoeding verkreeg hij door tusschenkomst van den Keizer een hoogleeraarsambt in de geschiedenis en kunstgeschiedenis aan de „Ecole des beaux arts”. Van zijne geschriften vermelden wij : „Voyage aux eaux des Pyrénées (1855; 7de druk 1877)”, — „Les philosophies classiques du XIX siècle (1856; 3de druk 1868)”, — „Essais de critique et d’histoire (1857 ; 3de druk 1874)”, — „Nouveaux essais (l1866}/’, — „Voyage en Italie (1866; 3de druk 1876)”, — „Philosophie de l’art en Italie (1866, 3de druk 1877)”, — „Dans les Pays-Bas (1868)”, — „En Grèce (1869)”, — „Les origines de la France contemporaine (1876—1878, 2 dln)”, — en „L’intelligence (1870, 2 dln)”, zijn hoofdwerk. Den 15den Januarij 1880 werd hij als lid opgenomen in de Académie Française.