Takel (Een) of takeltuig bestaat uit de vereeniging van eenige losse en vaste katrolschijven (zie onder Katrol) door middel van een touw. Twee katrollen vormen een gewonen takel. De vaste katrol wordt door middel van een strop aan een balk vastgemaakt en de losse katrol draagt den last. De takel dient om zware lasten op te hijschen of langs den grond voort te schuiven.
De uitgeoefende kracht is daarbij gelijk aan den last, gedeeld door het aantal koorden, waaraan deze hangt, waarbij echter de wrijving moet worden in rekening gebragt. Zelden heeft men meer dan 4 schijven in ieder blok; in een enkel geval heeft men er wel eens 10, namelijk bij het zoogenaamd „Gijn van Mathysen”, dienende tot het inzetten van masten of tot het opslepen van vaartuigen op de helling. In het algemeen bezigt men den naam van gijn voor zware en dien van talies voor ligte takels. De Spaansche takel bestaat uit 2 vaste en 2 beweegbare katrollen, door 2 touwen verbonden, en de daarbij uitgeoefende kracht bedraagt slechts een zevende van den last, aan de onderste katrol opgehangen. Men kan een takel ook met een tweeden takel verbinden, doch verlieze daarbij niet uit het oog, dat alsdan de verplaatsing van den last zooveel meer tijd kost.