Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Solanaceën

betekenis & definitie

Solanaceën is de naam van eene twee-zaadlobbige plantenfamilie uit de orde der Tubifloren.

Zij bevat éénjarige en overblijvende kruiden, heesters en hoornen, met afwisselende, zittende of gesteelde, enkelvoudige, vaak getande, gelobde of vindeelige bladeren en volkomene, regelmatige bloemen, die alleen staan of in bijschermen geplaatst zijn. De kelk is éénbladig, meestal 5-spletig of 5deelig, rad-, klok-, trechter- of schotel vormig, meestal met een 5-spletigen zoom. De 5 meeldraden bevinden zich in de bloemkroonbuis en wisselen af met de bloemkroonslippen. De meeldraden zijn draad- of priem vormig, de helmknoppen binnen­waarts gekeerd, 2-hokkig, soms aan de toppen zamengegroeid, met eene overlangsehe spleet of met een gat aan den top openspringend. Het vruchtbeginsel is bovenstandig, 2-hokkig of onvolkomen 4-hokkig en heeft in den binnenhoek der hokken eene dikke, met vele amphitrope zaadknoppen bezette placenta. De stamper is eindstandig en enkelvoudig, de stempel enkelvoudig of gelobd. De vrucht is eene bes of eene zaaddoos. De talrijke, min of meer niervormige en zaamgedrukte of ovale zaden hebben veel vleezig kiemwit en eene geheel of half cirkelvormig gebogene, zelden regte kiem.

Deze familie telt in omstreeks 40 geslachten meer dan 600 soorten, die grootendeels in de keerkringslanden en voorts ook op de beide gematigde gordels te huis behooren Vele van haar bevatten narcotische alkaloïden en zijn belangrijke artsenijgewassen of gevaarlijke gifplanten (Hyoscyamus, Datura, Atropa), anderen wegens haar meel gewigtige voedselgewassen, terwijl nog anderen tot de sierplanten worden gerekend. In onderscheidene soorten vindt men solanine (C43H71NO16), ook in de aardappelen, vooral in de kiemen, welke in den kelder ontspruiten. Laat men deze trekken met azijnzuurhoudend water, en doet men het uittreksel neêrslaan met ammoniak, dan ontneemt alkohol aan dien neerslag de solanine. Deze vormt naalden zonder kleur of geur, maar bitter, eenigzins prikkelend van smaak, lost moeijelijk op in water en aether, gemakkelijker in alkohol, smelt bij 235° C., reageert zwak alkalisch en vormt 2 rijen van zouten, van welke de neutrale niet kristalliséren, bitter en brandend van smaak zijn, in water en alkohol gemakkeijk en in aether ternaauwernood oplossen, terwijl men door ammoniak amorphe solanine uit die oplossing kan neêrslaan. Kookt men solanine met verdunde zuren, dan wordt zij ontleed in suiker en solanidine (C25H4INO). Deze laatste reageert sterker alkalisch en vormt kristalli­seerbare zouten. Solanine is een zwaar vergif.

< >