Ruyter (De). Onder deze naam vermelden wij:
Herman de Ruyter of de Ruiter, een ossenkooper van 's Hertogenbosch. Met 3 makkers, evenals hij in monnikspijen vermomd, begaf hij zich in 1570 naar het slot Loevestein en ontrukte dit aan de Spaansche bezetting. Hier versterkte hij zich en wist er weldra 24 man bijeen te krijgen. Alva echter zond Lorenzo Perea derwaarts, die het klein aantal dapperen voor zijne overmagt deed zwichten. Toen alle hoop op redding vervlogen was, wierp Herman de Ruyter de lont in een vat buskruid, zoodat vriend en vijand onder de instortende puinhoopen werden begraven.
Michiel Adriaansz. de Ruyter, een beroemd Nederlandsch vlootvoogd. Zijn vader was bierdrager te Vlissingen, en Michiel aanschouwde aldaar het levenslicht op den 24sten Maart 1607. Nadat hij eerst in eene lijnbaan was werkzaam geweest, stak hij in 1618 als bootsmansleerling in zee, werd in 1631 stuurman en verkreeg in 1636 het bevel over een schip, ter kaapvaart uitgerust, en later over een koopvaardijschip. Toen ontving hij van de Staten eene aanstelling tot kommandant van het schip „de Haas” met den rang van schoutbij-nacht op de vloot, die ter hulp werd gezonden aan Joáo IV, koning van Portugal. Op de hoogte van kaap St. Vincent ontmoette hij de vijandelijke vloot en onderscheidde zich zoozeer, dat de Koning hem begiftigde met eene gouden penning, hangende aan eene gouden keten. Daarna werd hij weder koopvaardijkapitein en zag eindelijk geheel van de zeevaart af. Hij veranderde evenwel van meening, toen hem bij het uitbarsten van den oorlog tegen Engeland (1652) het bevel over de vloot, bestemd tot geleide der West-Indische koopvaardijschepen, werd opgedragen. Nadat hij deze door het kanaal had gebragt en op de retourvloot wachtte, behaalde hij op de hoogte van Plymouth eene roemrijke overwinning op het Engelsch eskader onder admiraal Ascue. Nadat hij zich voorts vereenigd had met den vice-admiraal Witte Cornelisz. de With, leverde hij op nieuw slag aan de Engelsche vloot onder Blake, doch zonder beslissende uitkomst. Na zijn terugkeer in het Vaderland werd hem het bevel opgedragen over het eskader van laatstgenoemden viceadmiraal bij de vloot van Marten Harpertsz. Tromp. Deze verdreef de vloot van Blake uit zee en dwong haar in de Theems binnen te loopen (1 Februarij 1653). Toen zij voorts op nieuw zee koos, had bij Portland de Driedaagsche Zeeslag plaats. De Ruyter woonde onder Tromp onderscheidene zeegevechten bij, totdat deze vlootvoogd in Augustus in dat bij Katwijk sneuvelde, en werd in Maart 1654 benoemd tot vice-admiraal, waarna hij zich te Amsterdam vestigde. Na het sluiten van den vrede met Engeland volbragt hij twee togten naar de Middellandsche Zee, om de Algerijnsche roovers te tuchtigen, — voorts naar de Oostzee, waar hij, vereenigd met de Deensche vloot, Nyborg bemagtigde en door den Koning van Denemarken begiftigd werd met eene gouden keten en een gedenkpenning. In 1662 stevende hij op nieuw naar de Middellandsche Zee en in 1664 nogmaals. Inmiddels hadden de Engelschen vijandelijkheden gepleegd op de kust van Afrika, en de Ruyter zeilde derwaarts en hernam de veroverde forten. Bij het uitbarsten van een nieuwen oorlog tegen Engeland werd hij benoemd tot luitenant-admiraal bij de admiraliteit van Amsterdam en tot bevelhebber der vloot. Hij liep uit de haven, maar zocht de Engelschen te vergeefs. In Junij van het volgende jaar stak zijne vloot weder in zee, en op den 10den van die maand nam de vreeselijke Vierdaagsche Zeeslag een aanvang, waarin de Ruyter meester bleef van het slagveld, maar ontzettende verliezen leed. Met spoed werd onze vloot hersteld, zoodat zij reeds den 4den Julij weder in zee kon steken, en den 4den Augustus had op nieuw een zeeslag plaats, die wegens de werkeloosheid van den admiraal Tromp en de lafhartigheid van onderscheidene scheepsbevelhebbers ten onzen nadeele uitviel. In Junij 1667 werd de stoute togt naar Chatham ondernomen, het schitterendst heldenfeit, dat de Ruyter heeft volbragt. Nu werd de vrede met Engeland gesloten, en de Ruyter kon 4 jaar lang de aangenaamheden smaken der huiselijke rust. In 1672 echter moesten wij strijden tegen Engeland en Frankrijk, en de Ruyter behaalde den 7den Junij van dat jaar bij Soulsbay eene roemrijke overwinning, — en juist een jaar later verwierf hij nogmaals de zegepraal op de vereenigde Fransche en Engelsche vloten. Eenige dagen daarna werd de strijd hervat, en de vijand nam de wijk naar de Theems. Eindelijk behaalde de Ruyter den 20sten Augustus van dat jaar eene overwinning op de vereenigde vloten op de hoogte van Kijkduin. Gedurende den daarop volgenden winter werd in Nederland eene geduchte vloot in gereedheid gebragt, en deze stak den 19den Mei 1674 onder bevel van de Ruyter in zee en zette koers naar Martinique, maar keerde in September na eenige krijgsverrigtingen van ondergeschikt belang in het Vaderland terug, en in September des volgenden jaars zonden de Staten eene vloot onder bevel van de Ruyter tot hulp van den Koning van Spanje. In December zeilde hij naar Sicilië, ontmoette op den 8sten Januarij 1676 de Fransche vloot onder admiraal Duquesne tusschen Stromboli en Salino, waarna een zeegevecht een aanvang nam, dat dien dag duurde, doch eerst den 22sten Maart in het gezigt van den Etna werd hervat. Hier werd de Ruyter door een vijandelijken kogel getroffen en zwaar gewond, maar steeds bevelen gevende in de kajuit nedergelegd; de overwinning werd behaald, doch men besloot den volgenden dag naar de baai van Saragossa te stevenen. Hier begon zich den 26sten de wondkoorts te verheffen, zoodat hij den 29sten April des avonds tusschen 9 en 10 uur den laatsten adem uitblies. Twee dagen daarna ontving men op de vloot het berigt, dat de Koning van Spanje den dapperen vlootvoogd tot hertog verheven had met een jaarlijksch inkomen van 3000 ducaten, welke voorregten door genoemden Vorst, bij het vernemen der treurige tijding van zijn dood, aan den zoon des overledenen werden toegekend. Het lijk van de Ruyter werd gebalsemd en in het koor der Nieuwe Kerk te Amsterdam bijgezet. Een marmeren praalgraf versiert zijne rustplaats. Ook te Vlissingen (1841) verrees een gedenkteeken ter zijner eer. De Ruyter was niet slechts een schrander en kloekmoedig bevelhebber, maar onderscheidde zich tevens door opregte vroomheid en door een edelen inborst. Geraert Brandt schreef eene uitvoerige levensgeschiedenis van dien vlootvoogd.
Engel de Ruyter, een zoon van den voorgaande en vice-admiraal van Holland en West-Friesland. Hij werd geboren den 2den Mei 1649, trad op zijn 15de jaar in zeedienst, en was 4 jaar later reeds kapitein ter zee en bevelhebber van een schip. In dien rang volbragt hij een togt naar Engeland om den gezant Meerman af te halen en werd toen ridder geslagen met den titel van jonker. In 1672 nam hij deel aan den slag bij Soulsbay, waar hij blijken gaf van moed en beradenheid en zwaar gekwetst werd. Als schout-bijnacht kruiste hij met 9 schepen in het Kanaal en verontrustte de Fransche kust. Na het overlijden van zijn vader ontving hij den titel van hertog met het daaraan verbonden jaargeld, maar vergenoegde zich met dien van baron. In 1678 werd hij vice-admiraal en overleed weinige jaren daarna. Hij was ongehuwd, en de Koning van Spanje deed titel en inkomen overgaan op den zoon van zijn zwager Johan de Witte, gehuwd met zijne zuster Cornelia.