Revére (Giuseppe), een Italiaansch dichter, geboren in 1812 te Triest, studeerde te Milaan in de geschiedenis en wijsbegeerte en schreef vervolgens de drama's: „Lorenzino dei Medici (1839)”, en „I Piagnoni e gli Arrabiati (1843)”. Deze stukken, oorspronkelijk niet voor de opvoering bestemd, werden in gewijzigden vorm ten tooneele gebragt en vonden grooten bijval. Dit viel ook te beurt aan zijne tooneelstukken; „Sampiero (1846)”, — „II Marchese di Bedmar (1847)”, — en „Vittoria Alfiani”. Zijn gezamenlijke tooneelarbeid kwam in 1833 in het licht onder den titel: „Drammi storici”.
Deze onderscheidt zich door eene krachtige karakterteekening en door zuiverheid van taal. Wijders leverde hij de dichtbundels: „Sdegno ed affetto (1845)” en „Nuovi sonetti (1846)”. Voorts schreef hij in proza: „La cacciata degli Spagnuoli da Siena(1847)” en nam ijverig deel aan de revolutionaire bewegingen van 1848 en 1849. Na den terugkeer der Oostenrijkers moest hij Milaan verlaten, zoodat hij bij afwisseling zijn verblijf hield te Venetië, Rome, Genua en Turijn. In 1851 verschenen van hem: „I Nemesis" en hij behoorde tot de medewerkers aan de „Rivista contemporanea”, waarvoor hij zijne beroemde „Bozzetti Alpini” schreef, die in 1857 afzonderlijk werden uitgegeven. Eindelijk legde hij in 1858 zijne „Marine e paësi” en in 1872 zgne „Persone ed ombre” ter perse, — het laatste dat van hem in het licht verscheen.