Nansius (Franciscus), een der geleerdste mannen van zijn tijd, geboren te IJzenberge omstreeks het jaar 1513, studeerde te Leuven en te Parijs, werd meester in de regten en zag zich vervolgens benoemd tot raadsheer in ’t Vrije van Brugge, terwijl hij de Latijnsche en Grieksche letterkunde beoefende en met vele geleerden vriendschappelijke betrekkingen aanknoopte. Als een aanhanger der Hervorming nam hij de wijk naar Holland en kwam omstreeks het jaar 1561 te Leiden, waar hij aan het gymnasium geplaatst werd als onderwijzer in de Grieksche taal. Hier bewerkte hij: „Nonni Panopolitani Graeca paraphrasis sancti evangelii secundum Johannem etc.”, in 1589 uitgegeven. Dat boek werd opgedragen aan Willem Lodewijk, graaf van Nassau, en aan de Staten van Friesland, en door Hugo de Groot, Heinsius en Scaliger zeer geroemd.
In 1591 werd Nansius aan het hoofd der Latijnsche school te Dordrecht geplaatst en belast met het onderwijs in het Grieksch. Van alle kanten stroomden nu leerlingen derwaarts. In 1593 gaf hij zijne „Ad Nonni paraphrasin evangelii Johannis Graece et Latine editam curae secundae”, waarachter hij een aantal door hem vervaardigde Grieksche gedichten plaatste. Hij overleed in 1595.