Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Mandingo

betekenis & definitie

Mandingo, eigenlijk Wangarawa (in het enkelvoud Wangara) of Wakore. Deze talrijke Negerstam in het westen van Afrika, is afkomstig uit de bergstreek Manding, 150 geogr. mijl van de kust, aan de oostelijke bronnen van de Senegal en aan den bovenloop van de Niger gelegen. Die stam heeft zich zoowel door veroveringen als door vreedzame volksverhuizingen langs de Niger noordoostwaarts en langs de Senegal en de Gambia westwaarts, voorts langs de kust zuidwaarts verspreid , zoodat de Mandingo’s in Senegambië aan de Casamansa en Rio Grande en in Guinea van Pongg tot aan kaap Mesurado of langs de kusten van Siërra-Leone gevestigd zijn. Over dat geheele gebied is hunne taal de heerschende.

Barth schat hun aantal op 6 tot 8 millioen. Hun gelaat is regelmatiger dan dat der gewone Negers; zij hebben een opregt en vriendelijk voorkomen en onderscheiden zich door welwillendheid en opgeruimdheid, terwijl zij tevens niet misdeeld zijn van ontwikkeling en schranderheid, vooral de Mohammedaansche bevolking, welke daarin de Heidensche ver overtreft. Zij zijn lang, rank en welgemaakt van ligchaamsbouw; hun haar is wollig, hunne lippen zijn dik, hun neus is plat, doch de kleur hunner huid is niet zoo zwart als bij de echte Negers. Men heeft hen om die reden de Hindoe’s van Afrika genoemd. De Mohammedanen onder hen zijn ijverige aanhangers van den Islam. Zij vormen het werkzaamste en beschaafdste gedeelte der bevolking van Senegambië en voegen bij zachte zeden gastvrijheid, achting voor de grijsheid, zindelijkheid, voldoende kennis van den landbouw en van sommige takken van nijverheid (weven, loopen, verwen, smelten van ijzer), en een ontwikkelden handelsgeest. Voorheen hadden zij het magtige koningrijk Melle gesticht, zoodat zij zich ook Mallinke noemen. Hunne belangrijkste landen en staten zijn, behalve Bambara in het oosten aan den middenloop van de Niger en Bamboek tusschen de Senegal en Falemé, de volgende: Manding met de volkrijke en versterkte stad Bangassi, — Kaarta (1100 geogr.mijl) met de hoofdplaats Nioro en de vlekken Brenta en Lewoeara, het noordelijk gedeelte van het Senegambische bergland, — El Hodh of het uitgestrekte gebied der Aser of Assoeaneks, door de Franschen Serracolets geheeten, — Dentila tusschen de Gambia en de Falemé, met de handelsplaats Dsjoelifoenda, wier inwoners, 2000 in aantal, grootendeels gemagtigden zijn voor de Europésche kantoren in Senegambië, — Woelli aan de Gambia, met de hoofdstad Cassana of Medina en Fattatenda, eene der oudste stapelplaatsen van den Européschen binnenhandel, — Yani aan den noordelijken oever van de Gambia met de thans opgehevene Engelsche factorij Pisania, waar Mungo Park zijne togten aanving, — en Barra ten noorden van den mond der Gambia de meest westelijke volkplanting der Mandingo’s met 200000 zeer nijvere inwoners en met de handelsplaats Jillifrey of Dsjillifré. — Ook in Guinea vormen de Mandingo’s eene hoofdgroep der bevolking; zij hebben een fraaijen ligchaamsbouw en hunne taal is een tongval van die hunner stamgenooten in Senegambië.

< >