Mandhar is de naam van een rijk op de westkust van Celèbes, aldaar grenzende aan de Straat van Makassar. Het wordt bestuurd door zeven Koningen, die hunne titels ontleenen aan de zeven hoofdrivieren des lands. Zij hebben zich in 1825 onderworpen aan het Nederlandsch gezag.
Het land is heuvelachtig en zeer vruchtbaar, zoodat er maïs, kokosnoten , katoen, bananen en koffij worden verbouwd. De inwoners — aan de kust Mohammedanen en in het binnenland Heidenen — vormen een ondernemend, ijverig, bekwaam en zachtmoedig volk, dat zich vooral met de tripangvangst en den handel bezig houdt en met vele vaartuigen de voornaamste eilanden van den Oost-Indischen Archipel bezoekt.