Onder dezen naam vermelden wij:
Jan Laurens Krafft, een Zuid-Nederlandsch dichter, die volgens Willems tot hen behoort, welke het best de taal geschreven en gewaardeerd hebben. Hij werd geboren te Brussel in 1710 en gaf in 1740 een dichtwerk uit, getiteld: „Schat der fabelen, gekozen uit de voornaemste verdichtschrijvers (3 dln)”. Tevens was hij een beoefenaar der graveerkunst.
Peter Krafft, een verdienstelijk historieschilder, geboren te Hanau den 17den September 1780. Hij ontving van zijn vader en vervolgens aan de schilderacadémie in zijne geboorteplaats hoofdzakelijk onderrigt in het portretschilderen. Weldra bezocht hij ook de kunst-académie te Weenen en ging vervolgens naar Parijs, waar hij portretten vervaardigde, antieke stukken copiëerde en eenige oorspronkelijke doeken leverde. In 1807 keerde hij terug naar Weenen; doch reeds in het volgende jaar begaf hij zich naar Rome. Zijn eerste historiestuk, na zijn terugkeer, stelde „Aartshertog Karel in den slag bij Aspem” voor.
In 1815 verwierf hij den prijs met een „Belisarius”, en daarop volgde een „Oedipus en Antigoné”, benevens onderscheidene portretten, vooral van leden der Keizerlijke familie. Daarna schilderde hij in 1814 den „Slag bij Leipzig”, — voorts: „Ossian”, — „Manfred”, — „Rudolf van Habsburg, den priester zijn paard aanbiedend", — „De krooning van Frans I te Presburg”, — „De uitval van Zriny uit Sigeth”, enz. Ook schilderde hij in 1833 een drietal fraaije stukken op het Keizerlijk kasteel. De meeste stukken van Krafft zijn gegraveerd. Hij overleed den 28sten October 1856.