Kerbert. Onder dezen naam vermelden wij:
Jacobus Johannes Kerbert, een verdienstelijk geneeskundige te Koog aan de Zaan, alwaar hij den 19den April 1842 overleed. Hij was lid van het Heelkundig Genootschap te Amsterdam en van Vis unita fortior te Hoorn en genoot als arts en als mensch de algemeene achting. Van zijne geschriften vermelden wij: „Over de aderlating (1790)”, — „Verhandeling over de algemeene aanwijzing bij de behandeling der breuken (1801)”, — „Waarnemingen over de croup (1821)”, - en „Waarnemingen van J. Wardrop over de nuttigheid der ontlasting van het waterachtig vocht bij oogontstekingen enz. (1820)”.
Coenraad Kerbert, een verdienstelijk genees- en kruidkundige en een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Koog aan de Zaan in 1816, studeerde te Leiden in de geneeskunde, zag zijn antwoord op eene scheikundige prijsvraag aldaar met goud bekroond, schreef een: „Specimen chemico-pathologicum de urina albuminosa etc. (1839)”, — en met dr. Molkenboer eene „Flora Leidensis (1840)”,— werd in zijne geboorteplaats de opvolger van zijn vader, doch overleed aldaar reeds den 14den September 1857.