Jambô, Yambo of Janbo, wegens hare ligging aan zee ook Jambô-el-Bahr en door de Ouden Jambia geheeten, is eene zeestad der Arabische provincie Hedsjas en tevens de havenplaats van Medina, welke stad 28½ geogr. mijl verder oostwaarts ligt. Jambô verheft zich aan den zoom van eene dorre vlakte tusschen naakte bergen en de Roode Zee en bestaat uit eene lange reeks van ver uiteenstaande, witte, van kalk- en koraalgesteenten opgetrokkene huizen. Verder naar het noordwesten ligt de, van de haven der stad gescheidene, diep in het land inspringende baai SjermJambo met een goeden ankergrond en met voldoende ruimte voor eene geheele vloot. De inwoners, wier aantal omstreeks 7000 bedraagt, zijn bekend als dweep- en twistziek.
Zij houden zich vooral bezig met den handel, die door het stoombootverkeer met Suéz en Dsjidda bevorderd wordt. Ook komt er veel welvaart door talrijke bedevaartgangers, die te land van Caïro over Akabah en Manhal-Salmah naar Mekka trekken en Jambô met den naam van „Poort der Heilige Stad” bestempelen. De pelgrims laten hier gewoonlijk het zwaarste gedeelte van hun bagaadje achter. Aan den grooten weg van hier naar Medina, dien men met kameelen in 4 dagen kan afleggen, verheft zich de eigenlijke moederstad van deze havenplaats, namelijk Jambô-el-Nachl (de Palmenstad), waar de aanzienlijken hunne woningen in de schaduw der dadelpalmen hebben opgeslagen.