Jambosa Dec. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Myrtaceën. Het onderscheidt zich door eene aan den voet zich vernaauwende kelkbuis met 4 ronde slippen, door 4 breede, holle, stompe bloemkroonbladen, talrijke meeldraden, een draadvormigen stijl met een puntigen stempel, en eene door den kelk omslotene, gesnavelde vrucht. Het omvat fraaije, altijdgroene boomen met kort-gesteelde, licht-gestippelde, tegenovergestelde bladeren, groote tot tuilen vereenigde bloemen en groote, eetbare vruchten. J. purpurascens Dec. op Trinidad en Malakka is eene schoone sierplant met fraaije bloemen en welriekende, geurige vruchten. — J. vulgaris Dec. (Eugenia Jambos L., Myrtus Jambos Kunth) groeit op de Oost-Indische eilanden en in het algemeen in de keerkringsgewesten in het wild en wordt ook op Madera gekweekt.
Deze schoone, altijdgroene boom wordt 7 tot 13 Ned. el hoog en draagt bolvormige, bleekgele, met een groenen kelk gekroonde, welriekende en eetbare vruchten, die, evenals de in suiker geconfijte bloemen, bij koorts gebruikt worden, terwijl de bladeren en de schors tot zamentrekkend middel dienen en men de specerijachtige zaden tegen buikloop aanwendt. J. domestica Rumph (J. malaccensis Dec.), een lage boom op de Oost-Indische eilanden, de Antillen en in Brazilië, draagt roode, naar rozen riekende vruchten, zoo groot als appels, die zeer smakelijk en voor kranken verfrisschend zijn. Ook van J. aquea Dec., een boom, die ter hoogte van 8 Ned. el op de Molukken groeit, dienen de sappige vruchten tot het lesschen van den dorst.
