Hug (Johann Leonhard), een uitstekend R.Katholiek godgeleerde, geboren te Constanz den 1sten Junij 1766, studeerde te Freiburg, reisde veel ter bevordering zijner ontwikkeling en ontving in 1789 de priesterwijding. Nadat hij eenigen tijd het herderlijk ambt had waargenomen, zag hij zich in 1791 tot hoogleeraaraar in de theologie te Freiburg benoemd, en overleed aldaar den llden Maart 1846. Hij schreef: „Die Erfindung der Buchstabenschrift, ihr Zustand und frühesten Gebrauch im Altherthum (1801)”, — „Einleitung in die Schriften des Neuen Testaments (1808, 2 dln; 4de druk 1847)”, een werk dat in het Engelsch en Fransch vertaald en ook door Protestantsche godgeleerden hoog gewaardeerd werd, — „Untersuchungen über den Mythen der berühmtesten Völker der alten Welt (1812)”, — „Ueber die äginetische Tafeln (1835)”, — „Katechismus (1836)”, — en „Gutachten über das Leben Jesu von dr.
F. Strausz (1840—1844 , 2 dln)”. Met Werk, Hirscher en anderen redigeerde hij het „Zeitschrift für Theologie (1839—1842, 12 dln)”.
