Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Hügel

betekenis & definitie

Hügel (Karl Alexander Anselm, vrijheer von), een verdienstelijk Duitsch natuurkundige, geboren te Regensburg den 25sten April 1796, studeerde te Heidelberg in de regten en werd daarna officier in Oostenrijksche dienst. In 1814 trok hij als kapitein binnen Parijs en zag zich toen belast met eene zending naar Skandinavië. Later bij een regiment hussaren geplaatst, bragt de oorlog van 1815 hem eerst in het zuiden van Italië en vervolgens in het zuiden van Frankrijk, waar Mj kommandant was van Arles en Tarascon.

In 1821 nam hij deel aan de expeditie naar Napels en bleef er als attaché bij het Oostenrijksch gezantschap tot in 1824. Daarna nam hij zijn ontslag met den rang van majoor om zich te Weenen en te Hietzing door de studie der natuurlijke historie op eene wetenschappelijke reis voor te bereiden. Nadat hij in 1830 eerst Engeland en daarna Frankrijk bezocht had, verliet hij in Mei 1831 Toulon en vertrok over Griekenland en Creta naar Egypte. Van Antiochië toog hij door Syrië en Palaestina en reisde vervolgens van Suéz over Aden naar Oost-Indië. Vijf maanden besteedde hij aan Ceylon, en in October 1833 trok hij door den Indischen Archipel naar Australië en Nieuw-Zeeland, vanwaar hij over Manila, Macao en Canton naar Calcutta terugkeerde. Nu overschreed hij den Himalaya, bezocht Kasjmir en drong door tot in Tibet, toog voorts door Pendsjaub en ging van Attok over Lahore en Ludiana naar Delhi, vanwaar hij zich door weinig bekende streken naar Bombay begaf. Na een kort vertoef aan de Kaap en op St. Helena stapte hij na eene 6-jarige afwezigheid te Portsmouth aan land.

Zijne belangrijke verzamelingen voor natuurlijke historie, volkeren- en penningkunde vielen ten deel aan het Keizerlijk Kabinet en de hofbibliotheek te Weenen. Een gedeelte van zijne reis beschreef hij in: „Kaschmir und das Reich der Sikhs (1840—1842, 4 dln)”. Zijne nasporingen op het gebied der natuurlijke historie werden, doch slechts gedeeltelijk, door Endlicher, Heckel en anderen bewerkt. Later gaf hij nog in het licht: „Das Becken von Kabul (1851—1852, 2 dln)”. Na zijn terugkeer wijdde hij zich hoofdzakelijk aan tuinbouw en bloemkweekerij, en zijne villa te Hietzing was deswege beroemd. In 1850 ging hij echter als Oostenrijksch gezant naar Florence en bleef er tot in 1859. Daarna bekleedde hij eene dergelijke betrekking te Brussel, die hij echter in 1869 nederlegde. Na dien tijd woonde hij bij afwisseling in het zuiden van Engeland en te Brussel, en overleed in laatstgenoemde stad den 2den Junij 1870.

< >