Herbell, een verdienstelijk letter- en oudheidkundige, geboren te Rees in 1752, studeerde te Duisburg en te Franeker en onderscheidde zich zoozeer, dat in 1770 aan hem de last werd opgedragen, om het Franeker handschrift van Horatius met de bestaande uitgaven te vergelijken. Daarna zag hij zich geplaatst bij den baron thoe Schwarzenberg en Hohenlandsberg, die zich sedert eenigen tijd bezig hield met het verzamelen en uitgeven der „Plakaten en Charters van Friesland” waarin hij door Tholen en A. Heringa geholpen werd. Na den dood van eerstgenoemde verleende Herbell zijnen bijstand, en toen ook de baron overleden was, ontvingen Herbell en eenige andere bekwame mannen den last, hun door Gedeputeerde Staten opgedragen, om de uitgaven der „Friesche Charters” voort te zetten. Hij gaf hieraan gevolg, zoodat in 1793 een 5de deel van het „Groot Plakaat-en Charterboek van Friesland” verscheen, waarin alle staatsstukken van 1602 tot 1686 opgenomen zijn, met aanteekeningen van Herbell verrijkt.
Voorts heeft deze geleerde een groot aantal geschriften van den uitstekenden hoogleeraar Petrus Camper in het Hoogduitsch vertaald. Herbell werd vervolgens ontvanger der florenen in het dorp Engelum (in Menaldumadeel), — voorts in 1790 secretaris der stad Franeker, verloor deze betrekking in 1795 en wijdde zich ambteloos aan zijne geliefkoosde studiën, — werd in 1802 secretaris van Sneek, en in 1811 voorzitter van de regtbank van eersten aanleg aldaar. Hier was hij op eene loffelijke wijze werkzaam tot aan zijn overlijden in 1819.