Hauptmann (Moritz), een verdienstelijk componist, geboren te Dresden den 13den October 1792, was bestemd tot architect en oefende zich in zijne jeugd met ijver in de wisnatuur- en scheikunde. Intusschen gevoelde hij zich ongemeen aangetrokken door de muziek en gaf in 1811 aan die neiging gehoor. Onder de leiding van Spohr te Gotha schreef hij eenige stukken voor orkest en verbond zich in 1812 aan de kapél te Dresden, waar hij 2 jaar bleef en toen als muziekonderwijzer van den Russischen gouverneur-generaal van Saksen, vorst Repnin, naar Petersburg, Moskou en Poeltawa trok, terwijl hij genoeg ledigen tijd overhield, om zich tot een voortreffelijk kunstenaar te vormen. In Mei 1820 keerde hij naar Duitschland terug, vertoefde tot 1822 te Dresden, en werd toen lid der kapél te Cassel, waar hij 20 jaar werkzaam bleef.
Hier schreef hij onder anderen de opera „Mathilde" en vormde door zijne voortreffelijke methoden een groot aantal leerlingen. In 1842 werd hij als cantor en muziekdirecteur aan de Thomasschool en de beide hoofdkerken naar Leipzig beroepen, en in 1843 benoemd tot leeraar aan het conservatorium. Hij overleed aldaar den 3den Januarij 1868. Zijn belangrijkst werk is: „Die Natur der Harmonik und Metrik (1853)”. Uit zijne nalatenschap heeft O. Paul „Die Lehre von der Harmonik (1868)”, en A. Schöone „Briefe an Franz Hauser (1871, 2 dln)” in het licht gegeven.